is een instrument, dat in de eerste plaats dient om de tijd van de dag te vinden uit de richting der schaduw van een staaf. In de eenvoudigste vorm staat die staaf verticaal op de aarde of dient de mens zelf tot „staaf”.
Een zonnewijzer met een verticale staaf heet een gnomon; hiernaar heet ook de ganse zonnewijzerskunde ook wel gnomonica. Daar de zon zich in een baan beweegt, waarvan het vlak steeds evenwijdig is aan dat van de equator (en dus niet van de horizon), is van dag tot dag de richting van de schaduw voor een bepaald uur anders, waardoor een gnomon óf een zeer ruw óf een moeilijk afleesbaar werktuig is. Daarom kiest men meestal als schaduwwerpende staaf een staaf, die loodrecht op het equatorvlak is aangebracht; een dusdanig gerichte staaf heet polos en de uitvinding ervan gaat reeds op het oude Babylon terug. In de afbeelding stelt nu HMV een polos voor, loodrecht geplaatst op het equatorvlak MBG. In de wintertijd wordt de onderkant van dit vlak door de zon beschenen, in de zomertijd de bovenkant. Op het tijdstip van de ware middag (als de zon juist in het Zuiden staat) valt de schaduw van de staaf volgens MA; zij doorloopt op het equatorvlak een hoek van 15° per uur. Een zonnewijzer, waarbij de schaduw van de polos wordt opgevangen op een vlak of op een ring in het equatorvlak geplaatst, heet een equatoriale zonnewijzer; men ziet dit type veelvuldig vrijstaand in tuinen en parken en gewoonlijk met een groot aantal andere ringen versierd.Lit.: Dirk Rembrantszoon van Nierop, Mathematische Calculatie.. ’t beschrijven en uytrekenen der Zonwyzers (Amsterdam 165g); François Bedos de Celles, La Gnomonique pratique (Paris 1790); W. E. van Wijk, Gnomonica, in: De Natuur (1910); G. Bigourdan, Gnomonique (Paris 1922).