Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Teutoburger woud

betekenis & definitie

bosrijk middelgebergte in het N.W. van Duitsland, dat zich nabij zijn hoogste top, de Völmerstod (468 m), bij het Egge-gebergte aansluit en zich over een lengte van 115 km bij een breedte van 3-10 km van het Z.O. naar het N.W. uitstrekt, bestaat uit één enkele kam (op sommige plaatsen, o.a. in het midden, ook nevenketens).

De hoofdkam wordt op vele plaatsen door diepe insnijdingen afgebroken. Andere toppen zijn o.a. nog: de Barnacken, de Externsteine, de Grotenburg en de Hermannsberg in Lippe, de Hünenberg bij Bielefeld en de Dörenburg bij Iburg. Het gebergte is met loofbos bedekt en bestaat hoofdzakelijk uit cretaceïsche gesteenten. De naam Teutoburger Woud vindt men het eerst bij Tacitus, die daarmede een landstreek in de nabijheid van de Ems en de Lippe aanduidt. In dit woud overviel 9 n. Chr. de vorst der Cherusken Arminius (Hermann) drie Romeinse legioenen onder Varus en vernietigde hen, hetgeen aan de Romeinse heerschappij aan de overzijde van de Rijn een onherstelbare slag toebracht.

Lit.: A. Lühl, Trägt der Teutoburger Wald seinen Namen mit Recht? (Bielefeld 1952); H. E. Stier, Zur Varusschlacht (in Hist. Zeitschr., Bd 147, 1933); C. Schuckhardt, Der Varuszug (in Hist. Zeitschr., Bd 14g, 1933); A. Franke, Teutoburgiensis Saltus, in: Pauly-Wissowa, Realenzykl. d. klass. Altert., 2. Reihe, V (Stuttgart 1934).

< >