heten een vijftal 30-40 m hoge zandsteenrotsen bij Hom in hfet Teutoburger Woud. In de meeste vindt men grotten.
De noordelijkste, grootste „Stein” heeft van binnen een grot, die 12 m lang, 3½ m breed en ongeveer 3 m hoog is en van buiten met Oudduits beeldhouwwerk, vermoedelijk uit de 12de eeuw, is versierd. Op de tweede steenklomp, die men van de derde door middel van een brug bereiken kan, is een vierhoekige kapel met een altaar uitgehouwen. In 1093 werden de Externsteine door aankoop het eigendom van het Benedictijner klooster Abbinghof. De kapellen en beeldhouwwerken zijn vermoedelijk op last van de abten vervaardigd. Vóór de tijd van de Hervorming werd er in de kapel dienst gedaan en trokken vele bedevaartgangers daarheen; dat hield op, toen de Steine in het bezit kwamen van de Protestantse graven van Lippe.