Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bielefeld

betekenis & definitie

een stad in de Pruisische provincie Westfalen en centrum van het zgn. Rauensberger land, ligt op 118 m hoogte aan weerszijden van de Lutter, aan de noordelijke uitgang van de Bielefelder kloof door het Teutoburger Woud en aan de spoorweg van Keulen over Minden naar Berlijn.

De stad telt (1939) 129.474 inw. en heeft een zeer belangrijke industrie, vnl. bestaande in vlasspinnerij, weverij van linnen, zijden en wollen stoffen alsmede lingerie-industrie; verder vindt men er een belangrijke metaalindustrie, fabrieken van naaimachines en rijwielen, papier, sigaren, grote blekerijen, looierijen enz. De nijverheid is er vooral gebracht door Nederlanders, die in de 16de en 17de eeuw hierheen de wijk namen. De uitvoer van het hoofdartikel, nl. gebleekt linnen, gaat over Hamburg en Bremen. De oude stad is slechts klein, en is gelegen aan de voet van de vesting Sparenburg, die eenmaal de pas door het Teutoburger Woud beschermde. De nieuwe industriewijken hebben een grote omvang, en omsluiten thans de oude vesting, vroeger een gevangenis, tegenwoordig gerestaureerd, met een historisch museum en een gedenkteken voor de Grote Keurvorst. In de voorstad Gadderbaum bevinden zich het Diakonessenmoederhuis Sarepta voor de provincie Westfalen en het gesticht Bethel ten behoeve van lijders aan vallende ziekte voor de provincie Westfalen en Rheinland.Lit.: M. Moderson-Kramme, Aus Bielefelds vergangenen Tagen (1929).

< >