Zweeds architectengeslacht, waarvan de bekendste leden zijn:
Nicodemus, de Oudere
(Stralsund 7 Dec. 1615 - Stockholm 24 Mei 1681). Hij ging in 1647 op uitnodiging van koningin Christina naar Zweden, werd benoemd tot koninklijk slotarchitect en werd in 1674 geadeld. Hij bouwde o.a. het slot Borgholm, de Dom te Kalmar (1660), het stadhuis te Gotenburg (1670), de Rijksbank te Stockholm (1676) en het grootste deel van het slot Drottningholm en het Gustavianum te Uppsala, benevens verschillende adellijke paleizen, zoals voor het geslacht de la Gardie.
Nicodemus, de Jongere
(Nyköping 23 Mei 1654 - Stockholm 10 Apr. 1728), zoon van de vorige, werkte bij zijn vader en was lange tijd in Rome (1673-1678), waar hij in de leer was bij Bernini en Carlo Fontana. Daarna was hij waarschijnlijk nog twee jaar in Parijs. Zijn hoofdwerk is het koninklijk slot te Stockholm (sinds 1697). Verder voltooide hij het slot Drottningholm, terwijl als een van zijn beste adellijke kastelen het slot Steninge mag gelden. In 1714 kreeg hij de graventitel, terwijl hij in 1717 werd geëerd met de rang van maarschalk.
Carl Gustav
(Stockholm 5 Sept. 1695 Akerö, Sondermanland, 7 Jan. 1770), zoon van de vorige, was de laatste uit het geslacht, oorspronkelijk bestemd zijn vader op te volgen, bij wie hij werkte aan de voltooiing van het slot te Stockholm, doch ging later in de diplomatie en kreeg belangrijke functies aan het Hof. Hij stichtte de Kunstacademie te Stockholm (1733).