(Italiaans, gebakken aarde) is een benaming, die men eigenlijk aan alle uit klei vervaardigde en gebakken voorwerpen zou kunnen geven. De practijk is echter, dat men de naam terra cotta vrijwel uitsluitend toekent aan aardewerk dat niet van glazuur is voorzien.
Beeldjes, vazen, urnen, bouwomamenten en tegels zijn de belangrijkste toepassingen. De kleur dezer voorwerpen is dus veelal de natuurlijke bakkleur van de klei, hoewel soms ook, door bijvoeging vooral van ijzerhoudende mineralen, de bakkleur kunstmatig wordt beïnvloed. Een soort bruinrode kleur overheerst: deze „terra cotta”-kleur is ook op vele andere gebieden als kleurtype ingeburgerd.Als bouwmateriaal is terra cotta het eerst gebruikt in Mesopotamië. Later, maar reeds in de Archaïsche perioden, heeft men in Griekenland de houten daklijsten van tempels met versierde platen van terra cotta bekleed. Ook in Italië, vnl. in Etrurië en Campanië, werden veelal terra cotta-platen als bedekking van houten balken en lijsten toegepast.
Beelden van terra cotta kennen wij uit vele plaatsen van Griekenland. Bekend zijn vooral de vondsten uit Tanagra in Boeotië, waar in 1873 een grote begraafplaats met zeer talrijke terra cotta-beeldjes is ontdekt. Men spreekt om die reden weleens van Tanagra-beeldjes. Later vond men ook overblijfselen van een dergelijke industrie op andere plaatsen, te Korinthe, te Athene, in Klein-Azië, in Zuid-Italië (vooral te Tarente en Locri) en op Sicilië. De bloeitijd dezer industrie valt in de Hellenistische tijd. Uit de Romeinse tijd zijn vooral de architectonische terra cotta’s van betekenis, o.a. de Campana-reliëfs (genaamd naar de verzamelaar Campana), die voor wandversiering dienden. Van Italië uit werd de kunst der terra cotta-beeldjes ook naar de provincie verspreid, vooral naar Gallië, het Rijnland, Brittannië, het Donaugebied. Grote beelden van terra cotta zijn zeldzaam, omdat zij zeer bijzondere zorg en kunde vereisen bij het bakken. Vermeldenswaard zijn beelden van dien aard, die in Etrurië zijn gevonden, met name de beelden uit de gevel van een tempel, die te Veji zijn gevonden, o.a. het beroemde beeld van Apollo (in het Museo di Villa Giulia te Rome), uit ca 500 v. Chr.
In de Middeleeuwen was de techniek der terra cotta in onbruik. Zij herleefde evenwel in de 15de eeuw, in Italië vooral als architectonisch ornament in het N., te Pavia, Piacenza, Modena, Bologna, Cremona, Ferrara, in het land van de rivier de Po. Bekend is de rijke decoratie van het grote Kartuizer klooster (Certosa) bij Pavia. In Nederland werden in die tijd heiligenbeeldjes van terra cotta vervaardigd. Later was deze kunst nog lang in zwang te Modena. In de 17de eeuw moest zij bijna overal het veld ruimen voor het stucco, totdat tegen het einde der 19de eeuw ook deze oude techniek weer naar voren gebracht werd.
Behalve uit Europa en Vóór-Azië kent men ook terra cotta’s uit Indië, China en Amerika uit de tijd vóór Columbus. In de laatste tijd zijn vooral de terra cotta’s uit China bekend geworden.
PROF. DR A. W. BYVANCK
Lit.: F. Winter, Die Typen der figürl. Terracotten, 2 dhi (1903); W. Weber, Die agypt.-griech. T. (1914); W. Koster, Die griech. T. (1926); J. Sieveking, Bronzen, T.-Vasen (1930); I. Schneider-Lengyel, Griech. T. (1936); G. Kleiner, Tanagra-figuren (1942); G. W. Lunsingh Scheurleer, Het belang v. d. T. figuren, openb. les (Rotterdam 1933); P. Grainder, Terres cuites de l’Egypte (’s-Gravenhage 1939); L. Quarles v. Ufford, Les terres cuites siciliennes, diss. Leiden (1941); E. F. Prins de Jong, Griekse T.’s (Bussum 1944).