Reeds in de Oudheid bestond er behoefte aan telecommunicatie, d.i. het overbrengen van berichten over lange afstand in een zo kort mogelijke tijd. Ook de primitieve volken van de tegenwoordige tijd kennen dit verlangen.
Hun communicatiemiddelen staan echter wel heel erg bij die van de meer gecultiveerde volken ten achter; deze toch hebben de beschikking over post, telegraaf, telefoon, radio, televisie, e.d.Intussen is het verwonderlijk hoe snel de primitieve stammen in de binnenlanden van Afrika of Nieuw-Guinea hun berichten weten over te brengen. Daarbij bedienen zij zich evenals op Java van een soort uitgeholde boomstam, een tong-tong, waarop zij door slaan met een stok geluiden maken. Wanneer dit geluid in een naburig dorp wordt gehoord, slaat men ook daar op de tongtong en zo snelt een bericht van oorlog of vrede, van een natuurramp of van het aanbreken van een nieuw jaar in korte tijd over zeer grote afstanden.
Het is merkwaardig dat bij deze primitieve wijze van telecommunicatie het bericht al evenzeer op een draaggolf is gemoduleerd als dat het geval is bij radio en televisie. Als draaggolf fungeert het geluid, terwijl het eigenlijke „bericht” uit de snelle en langzame opeenvolgingen van de slagen op de tong-tong bestaat. Men moet dus de code kennen om het bericht te kunnen verstaan.
De telecommunicatie is al heel oud. Bij de belegering van Troje (ca 1200 v. Chr.) had men op bergtoppen en eilanden een heel stel vuurposten aangelegd om eventuele berichten snel van het gevechtsfront naar het paleis van de koning in Sparta te kunnen overbrengen. Toen ten slotte na een beleg van tien jaar de stad Troje door de Grieken was veroverd, werd het bericht daarvan door middel van de vuurtelegraaf over de ruim vijfhonderd kilometer lange afstand in één enkele nacht van Troje naar Sparta overgeseind.
Ook de koerier of ijlbode is een zeer oud middel om berichten over te brengen. Bekend is de snelle loper, die het bericht van de overwinning van de Grieken bij Marathon over de veertig kilometer lange afstand naar Athene bracht. In latere jaren kregen de ijlboden veelal de beschikking over een paard, terwijl als de afstand heel groot was, zij op verschillende wisselplaatsen van paard konden wisselen. Uit het georganiseerde stelsel van ijlboden en wisselplaatsen voor de paarden is ten slotte het hedendaagse postverkeer gegroeid.
De telegraaf heeft vooral opgang gemaakt door de uitvinding van Morse in 1837 en diens code van korte en lange strepen in 1851. Als de uitvinder van de telefoon geldt algemeen Alexander Graham Bell (1876). Zonder de latere verbeteringen aan de telefoon en aan de electrische draad- of kabelverbinding (o.a. pupinspoelen en lijnversterkers) zou het telefoneren over grote afstand een onmogelijkheid zijn gebleven.
Hoewel radio en televisie pas van betrekkelijk jonge datum zijn, stamt de grondidee reeds uit de vorige eeuw. De grote stoot tot de radiocommunicatie gaf Marconi in 1896. Hij bereikte weldra een werkingssfeer van enkele kilometers en vanaf dat ogenblik was hij de grote man, de stuwende kracht op het gebied van de radiotelegrafie, die hij tot aan zijn dood (in 1937) is gebleven.
Terwijl de radiotelegrafie slechts Morse- of andere tekens overseint, maakt de radiotelefonie ook de menselijke stem en muziek over zeer grote afstand hoorbaar. Om te zorgen dat een radiotelefoongesprek niet voor iedereen, die op de draaggolf afstemt, verstaan kan worden, worden de uitgezonden golven aan de zendzijde vervormd en bij het binnenkomen aan het ontvangstation opnieuw omgevormd, maar zo dat het gesprokene nu weer volkomen verstaanbaar is.