Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Syphilis

betekenis & definitie

(lues) is een infectieziekte, die van mens op mens overgaat, meestal door geslachtsgemeenschap. Zij is de belangrijkste geslachtsziekte, niet alleen omdat zij het gehele organisme aantast, maar ook omdat zij jaren na de infectie nog ernstige gevolgen kan hebben en op het nageslacht kan overgaan.

Behalve de vorm, die door contact ontstaat (de geacquireerde), kennen wij de aangeboren (congenitale) syphilis, waarbij het kind tijdens de zwangerschap door het bloed der syphilitische moeder geïnfecteerd wordt en dus ziek ter wereld komt. Over de oorsprong der syphilis bestaan twee meningen: volgens sommigen zou zij op het einde der 15de eeuw door de metgezellen van Columbus van Amerika naar Europa zijn overgebracht, volgens anderen bestond zij reeds lang tevoren in Europa. Vast staat alleen, dat de ziekte na de ontdekking van Amerika als een epidemie in Europa heerste en vaak zeer kwaadaardig was. Men sprak toen van „Spaanse pokken”. De verwekker der syphilis is de treponema pallidum (spirochaeta pallida), een microbe, die in 1905 door Schaudinn en Hoffmann werd ontdekt en die er microscopisch uitziet als een spiraaltje met 8-12 windingen. In de eerste stadia van de ziekte is het vinden van de spirochaet het enige zekere bewijs voor het bestaan der aandoening, in latere stadia heeft het bloedonderzoek volgens Wassermann meer betekenis. De verschijnselen der ziekte kunnen zich aan verschillende organen vertonen (huid, inwendige organen, hersenen). De verdeling van het verloop der ziekte in 3 of 4 stadia wordt nog door velen gevolgd, hoewel het misschien beter ware, de verschijnselen te verdelen in die, welke enige weken tot enige jaren na de infectie optreden, en die, welke zich pas na vele jaren manifesteren. Onder de eerste vallen ongeveer de verschijnselen van stadium I en II, onder de tweede die van stadium III en de metasyphilis.Het eerste stadium der ziekte is gekenmerkt door het zgn. „primaire affect” (harde sjanker) ca 2 weken na de infectie. In de meeste gevallen zit dit, in verband met de wijze van besmetting, aan de uitwendige geslachtsorganen (z sjanker). Enige dagen na het ontstaan van de harde sjanker zwellen de in de buurt gelegen lympheklieren, doordat zij met treponemata uit de zweer worden overstroomd.

In het tweede stadium der ziekte (ca 7-8 weken na de infectie) ontstaan er algemene ziekteverschijnselen (lichte koorts, nachtelijke hoofdpijn, bloedarmoede, spierpijnen). Daarnaast zien wij een uit kleine rosé vlekjes bestaand exantheem (roseolen) op borst en rug en bovenste gedeelten der ledematen. Behalve uit vlekjes, kan de uitslag ook uit papeltjes of zelfs uit puistjes bestaan (dit vooral in het gezicht en op het hoofd). In het gezicht zitten dan de etteringen vooral langs de grens van het haar op het voorhoofd („corona veneris”) of bij de neus. In aansluiting vooral aan een uit papeltjes bestaande uitslag kan zich het zgn. „leukoderma” ontwikkelen, meestal bij vrouwen aan de hals. Het is een netwerk van sterk gepigmenteerde en ongepigmenteerde huidgedeelten, dat niet meer verdwijnt. Tegelijk met het exantheem doen zich verschijnselen aan het slijmvlies van mond en keel voor, meestal aan de lippen, de tong en de tonsillen (de zgn. plaques muqueuses). Op het slijmvlies der schaamlippen bij de vrouw en ook aan het mannelijke geslachtsorgaan kunnen zich dergelijke, uit papels ontstane zweren ontwikkelen; men noemt ze hier condylomata lata. Zowel de zweren van de mond als van de genitaliën bevatten talloze spirochaeten en zijn dus bij contact zeer infectieus, zodat in dit stadium de meeste besmettingen tot stand komen. In het tweede stadium klagen de patiënten ook nogal eens over haaruitval en ontstaan er talrijke zeer kleine kale plekjes. Vrijwel alle organen kunnen in dit stadium worden aangetast.

Patiënten, die niet of onvoldoende worden behandeld of bij wie de beginsymptomen der ziekte onopgemerkt voorbijgingen, kunnen na verloop van tijd andere verschijnselen gaan vertonen. Tussen de uitslag van het tweede stadium en de symptomen van het derde ligt een latente periode, waarin de patiënt niets van zijn ziekte bemerkt, doch waarin de treponemata in het lichaam aanwezig blijven. Kenmerkend voor het derde stadium is het zgn. gumma, een ontstekingsweefsel in de huid of de inwendige organen, dat aan de huid centraal verweekt en dus overgaat in een zweer, die ten slotte met een litteken geneest. Behalve het gumma komen de tubereuze syphiliden voor, bruinrode knobbeltjes, die in groepen of guirlandes (soms nier- of hoefijzervormig) bijeenstaan.

Als metasyphilis betitelt men twee ziektebeelden, die een laat gevolg zijn van de infectie met spirochaeten, nl. de tabes dorsalis en de dementia paralytica. Bij beide vindt men ziekelijke veranderingen in het ruggemergsvocht.

De congenitale syphilis ontstaat door een infectie van de vrucht tijdens de zwangerschap, wanneer het bloed van de moeder treponemata bevat. Een syphilitisch kind heeft dus een syphilitische moeder. Hoe korter bij de moeder de syphilis bestaat en hoe slechter zij is behandeld, des te groter is de kans op infectie van de vrucht. Zeer vaak komt het tot een miskraam of tot de geboorte van een dood of een te vroeg geboren, niet levensvatbaar kind. De voldragen kinderen kunnen met of zonder verschijnselen van syphilis ter wereld komen; in het laatste geval openbaren zich de symptomen pas na enkele jaren, soms zelfs pas op volwassen leeftijd (syphilis congenita tarda). Van de bij de geboorte aanwezige verschijnselen zijn een verstopte neus („snuffelneus”) en blaasjes op handpalm en voetzool (pemphigus syphiliticus) de voornaamste. De kinderen hebben ook een vergrote lever en milt, zij zien er verder uit als een grijsaard, doordat de huid gerimpeld is. De groei is slecht, ook op latere leeftijd, zodat velen niet de normale lengte bereiken en door een verhoogde vatbaarheid voor infecties niet oud worden. De verschijnselen, die een paar jaar na de geboorte kunnen ontstaan, vormen de zgn. trias van Hutchinson: doofheid, troebeling van het hoornvlies van het oog en een boogvormige uitholling van de vrije rand der bovenste middelste snijtanden. Ook het zenuwstelsel kan zijn aangedaan; zo komen er halfzijdige verlammingen voor, idiotie en zelfs tabes en dementia paralytica.

Voor het stellen van de diagnose syphilis heeft in de eerste beide stadia het microscopisch aantonen van de treponemata volgens een bepaalde methode (in het „donkere veld”) de grootste waarde. Daarnaast is vanaf de derde week na het ontstaan van de sjanker de bloedreactie volgens Wassermann van zeer grote waarde. In het tweede stadium is zij in 100 pet der gevallen -f-, in het derde stadium slechts in 40-60 pet. Hoewel de Wassermann-reactie ook bij enkele andere ziekten (malaria, framboesia) positief kan zijn, is zij toch voor het aantonen van syphilis van onschatbare betekenis. Andere reacties als die van Kahn, Muller, Meinecke, berusten op een uitvlokking van eiwitten.

De behandeling der syphilis behoort te beginnen, zodra de diagnose vaststaat. Pas sedert in 1909 door Ehrlich het salvarsan en korte tijd daarna het neosalvarsan als een specifiek middel om de spirochaeten te doden, werd ontdekt, zijn wij in staat een goede en veelal afdoende behandeling door te voeren. Het vroeger zo veel gebruikte kwik (als smeerkuur in zalf of als olieachtige inspuiting), dat een zeer goede werking heeft, werd sinds 1921 steeds meer verdrongen door de bismuthzouten, die men, evenals vroeger het kwik, in olieachtige oplossing in de spieren inspuit. Het neosalvarsan wordt in de bloedvaten ingespoten. Het kan bij overgevoelige personen bijverschijnselen geven (bijv. een soort „shock”-toestand). De laatste tijd wordt ook penicilline bij syphilis toegepast. Penicilline alleen wordt voor de genezing van syphilis meestal niet voldoende geacht. Daarnaast moet dan nog neosalvarsan en (of) bismuth gegeven worden.

De manifeste verschijnselen der syphilis, speciaal de huidafwijkingen, reageren opvallend snel op de antisyphilitische behandeling. De uitslag van het bloedonderzoek en van het ruggemergsvocht beslist echter over de duur der behandeling. Er zijn verschillende methoden van behandeling, doch de gebruikelijke is tegenwoordig die, waarbij de patiënt met regelmatige tuss. perioden een bepaald aantal kuren, bestaande uit ca 10 injecties van neosalvarsan en 10 injecties van bismuth, krijgt. Regelmatig wordt het bloed onderzocht. Is na enige kuren de Wassermann-reactie negatief geworden, dan volgen nog twee zgn. „zekerheidskuren”. Alvorens een patiënt als genezen te ontslaan, moet men ook steeds het ruggemergsvocht onderzoeken. De afwijkingen kunnen door de gewone kuren verdwijnen, doch indien dit niet het geval is, dan tracht men, evenals bij tabes en dementia paralytica, het vocht te „saneren”, door koorts op te wekken. Daarop sluit men een gewone kuur aan. Bij vrouwen is een goede behandeling tijdens de zwangerschap van grote betekenis voor de levensvatbaarheid en gezondheid van de vrucht.

Omtrent de toestemming tot een huwelijk geldt het volgende. Is de patiënt voldoende behandeld, dan bestaat er geen bezwaar. Wordt syphilis ontdekt tijdens het onderzoek vóór het huwelijk en is deze niet of onvoldoende behandeld, dan moet eerst een voldoende behandeling worden ingesteld en moet tevens het ruggemergsvocht worden nagezien. Voor de vrouw is het dan daarna tevens nog gewenst, dat zij ook tijdens de zwangerschap wordt behandeld.

Ten einde de syphilis, een ziekte met een zó vérstrekkende sociale betekenis, te bestrijden, zijn, behalve een goede behandeling der lijders, verschillende andere methoden nodig (opsporen van infectiebronnen, het onder behandeling houden der patiënten). Hiervoor zijn adviesbureau’s voor geslachtsziekten opgericht, waaraan huidartsen en sociale werksters zijn verbonden. Deze bureau’s zijn over het gehele land verspreid (z verder geslachtsziekten).

DR j. H. BROEKEMA

DR R. KOOY.

< >