(Ned.) Limburgse gemeente van 620 ha met (1952) 1350 inw., v. w. (1947) 98 pct R.K. en 2 pct Prot., ligt tussen Maas en Oude Maas (met de mond van de Geleen). Op de Maas worden verschillende grind- en zandbaggerijen geëxploiteerd.
Bovendien wordt nog enige landbouw en veeteelt uitgeoefend. Het stadje Stevensweert telt (1952) 825 inw. Verder zijn er de gehuchten Bilt, Eiland en Brandt.Stevensweert was eertijds een vrije rijksheerlijkheid, in de 17de eeuw in het bezit van de Graven van den Bergh (z ’s Heerenberg), die het kasteel Walberg lieten bouwen. In de 17de eeuw was het ook een belangrijke vestingstad, wat nog in belangrijke mate het aspect van het stadje beheerst. Het bleef steeds in Spaanse handen, doch werd in de 18de eeuw een der barrière-steden. In 1868 is de vesting opgeheven en werden de wallen geslecht.
Te Stevensweert werd in de Maas een antieke zilveren beker gevonden, thans in het bezit van L. H. M. Brom te Utrecht en door hem in bruikleen gegeven aan de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. Het is het fraaiste antieke monument dat in Nederland is ontdekt.
Lit.: L. H. M. Brom, De Kantharos van Stevensweert (1952).