Nederlands medailleur (Utrecht ca 1530 - Londen 1565-67), was aanvankelijk werkzaam te Utrecht, werd in 1559 burger van Antwerpen, verbleef in 1562,1563 en sinds 1565 in Engeland. Uit zijn werk blijkt, dat hij vermoedelijk leerling is geweest van, althans beïnvloed werd door, de Antwerpse medailleur Jan Symons, die als eerste in de Nederlanden de medailleur-kunst als een zelfstandige tak van kunst beoefende.
Hoewel Van Herwyck zich behalve medailleur ook beeldsnijder en steensnijder noemt, zijn producten van deze werkzaamheid niet met zekerheid aan te wijzen. Zijn roem werd gevestigd door een reeks gegoten portretpenningen, gesigneerd STE.H. of STE.H.F., alle slechts in weinige exemplaren, zeer zelden van zilver, meest van lood of brons, bekend. Behalve enkele Utrechtse prelaten — waaronder de schitterende penning van bisschop George van Egmond (1558) — beeldde hij in hoofdzaak Utrechtse en Antwerpse patriciërs en Londense aanzienlijken af. De portretten munten uit door de met zeer eenvoudige middelen bereikte levendige karakterisering van de personen, door weglaten van details om een gesloten evenwichtige compositie te bereiken, opgebouwd uit borstbeeld en daarbij aansluitend omschrift, en door gewoonlijk vrij laag en toch zeer plastisch reliëf. De keerzijden - voor zover het niet eenzijdige stukken betreft - vertonen naar het in Italië gevestigde gebruik een allegorie die de voorgestelde persoon nader karakteriseert.DR H. A. ENNO VAN GELDER
Lit.: V. Tourneur in: Numismatic Chronicle, 1922, blz. 91-132; S. Muller in: Oud-Holland, 1922, blz. 24-31; E. Majkowski in Jaarb. v. h. Kon. Ned.
Gen. voor Munt- en Penningk., 1937, blz. 1-37; H. E. van Gelder in: Ned. Kunsthist. Jaarboek, 1947, blz. 47-59.