(Pools: Szczeszin), (verwant met Slav. Stotina — honderd, nl. stad der ioo kerken), Poolse stad, tot 1945 Duitse hoofdplaats van Pommeren, met (1946) 73000 inw. (1939: 268920), bestaat uit de eigenlijke stad met voorsteden op de linkeroever van de Oder en een deel op de rechteroever, w.o. het vroegere Lastadie en Silberwiese. De beide oevers zijn door verscheidene bruggen verbonden.
De stad is regelmatig van aanleg met verscheidene pleinen. Vóór Wereldoorlog II was er drukke, veelzijdige handel en industrie.De grootste kerk der stad is de laat-Gothische Jakobikerk uit het eind van de 14de eeuw; verder zijn er o.a. de herhaaldelijk verbouwde Peter u. Paulskirche, de voorm. Gothische Johanniskirche (14de eeuw) en de Schlosskirche. Onder de profane gebouwen moet in de eerste plaats het in 1503 begonnen voorm. „Schloss”, eertijds residentie der hertogen van Pommeren, worden genoemd. Verder zijn er een Gothisch raadhuis, twee barokke stadspoorten en een beroemd standbeeld van Frederik de Grote door J. G. Schadow uit 1793 (lot onbekend).
GESCHIEDENIS
Stettin kreeg in 1243 stadsrecht (dat van Maagdenburg) van hertog Barnim I van Pommeren. Van 1295-1464 was het residentie van de hertogen van Pommeren-Stettin. De stad had toen reeds een vrij aanzienlijke handel (reeds vóór 1278 moet zij lid van de Hanze geweest zijn). In 1523 werd er de Hervorming ingevoerd. De Vrede van Stettin (1570) maakte een einde aan de „Drie-Kronen-Oorlog” tussen Denemarken en Zweden (z Denemarken, geschiedenis). In 1637 waren de hertogen van Pommeren uitgestorven; de stad kwam toen in Zweedse handen. De Vrede van Munster (1648) gaf haar ook rechtens aan de koningen van Zweden. Van 1677-1679 was zij veroverd door de „Grote Keurvorst” Frederik Willem I van Brandenburg. Volgens de Vrede van St Germain-en-Laye kwam zij aan Zweden terug, tot 1720 (Vrede van Stockholm), toen zij opnieuw aan Pruisen kwam. Van 1806-1813 was zij door de Fransen bezet. Sedert 1873 is de stad ontmanteld.
Lit.: Garl Fredrich, S., Deutsche Lande, Deutsche Kunst (Berlin 1937); B. Lembke, Die Grosstadtentwickl. S. (1933); O. Altenburg, S. Bürgerkultur i. 18. u. 19. Jhdt. (1937); H. Heyden, Kirchen S. u. ihre Gesch. (1936); P. Saai, Alt-S. (1938).