(vroeger Tsaritsin geheten), stad in Europees-Rusland aan de Wolga op ruim 400 km van haar uitmonding in de Kaspische Zee, telt (1939, het laatste officiële gegeven) 450000 inw. In 1920 was dit cijfer QO 000, waaruit wel blijkt hoe snel de stad in 20 jaren is gegroeid.
Stalingrad werd tijdens Wereldoorlog II (zie hierna) volkomen verwoest.Voordien was het een bloeiende industriestad en tevens het centrum van het enorme graangebied van de Beneden-Wolga. De stad strekt zich over een lengte van ruim 12 km langs de rechteroever van de Wolga uit. De herbouw gaat in snel tempo en talrijke moderne gebouwen verrijzen langs de nieuwe, brede boulevards. Tot de bekendste industrieën behoren of behoorden de tractorenfabriek (een van de grootste van Rusland), uitgestrekte scheepswerven in het Z. en de enorme Rode October ijzer- en staalfabrieken. De stad is gunstig gelegen op het punt, waar Wolga en Don elkaar het meest benaderen en aan de rand van het kolengebied van het Donbekken. Zij heeft uitstekende treinverbindingen, terwijl de stad via de Wolga verbonden is met het kanalensysteem, dat het N. met het Z. van Rusland verbindt.
Eeuwenlang had Stalingrad, toen nog Tsaritsin geheten, slechts betekenis als versterkte nederzetting tegen de aanvallen van de Tartaren. Na de revolutie van 1917 wist Stalin met zijn volgelingen de stad te behouden tegen aanvallen van de contra-revolutionnaire Witte troepen. In 1925 werd de stad te zijner ere naar hem genoemd. Gedurende de 5-jarenplannen volgde de snelle groei.
Stalingrad heeft tijdens Wereldoorlog II maandenlang in de belangstelling gestaan van de gehele wereld. De stad vormde zowel voor de Duitsers als voor de Russen een belangrijk strategisch object en bovendien werd het bezit van Stalingrad voor Hitler en voor Stalin een prestigekwestie. Het werd een verschrikkelijke worsteling waarbij de stad totaal werd verwoest en die het keerpunt is geworden van de veldtocht in Rusland. De Duitsers dreven van midden Juli tot midden Aug. 1942 de Russen uit de bocht van de Don. Na de slag van Kalatsj stonden de Duitsers, met uitzondering van een klein gebied tussen Kletskaja en Serafimowitsj, overal aan de Don, als het ware gereed om Stalingrad te grijpen. Het plan was de stad in de tang te nemen. Een Noordelijke groep pantsertroepen forceerde 22 Augustus een overgang over de Don en bereikte reeds na enkele dagen bij Ersofka de Wolga. Gebruik makende van dit succes stootte een centrale groep door tot de westelijke buitenwijken van de stad. Een zuidelijke pantsergroep ondervond zeer veel tegenstand doch bereikte 3 September de Wolga bij Sarepta. Hiermede was de insluiting voltooid, welke gepaard was gegaan met geweldige lucht- en artilleriebombardementen met het gevolg dat de houten huizen van de buitenwijken in vlammen opgingen, in de stad grote verwoestingen werden aangericht en de bevolking over de Wolga trachtte te vluchten.
Het beleg en de strijd in de stad, die hierop volgden, maakten het nog erger. Zonder onderbreking cirkelden de Duitse eskadrilles boven de stad waarvan de branden tot ver in de omtrek te zien waren.
En in deze vuurpoel waren dag in dag uit aan beide zijden élitetroepen, met automatische wapens, vlammenwerpers, mijnen en handgranaten tussen en onder de puinhopen, in een verschrikkelijke Rattenoorlog gewikkeld. Op 12 Nov. konden de Duitsers in het Z. van de stad nog een 300 m vooruitkomen en op vier plaatsen zelfs de Wolga bereiken, hoewel zij in het N. terrein moesten prijsgeven. Dit was een laatste uiterste krachtsinspanning, want inmiddels hadden de Russen zich hersteld. Verse troepen waren in de bossen op de Oostelijke oever samengetrokken en maarschalk Zjoekof werd door Stalin met het opperbevel in de Zuidelijke sector belast.
Op 19 Nov. ging Rokosowskij door het bruggenhoofd bij Kletskaja tot de aanval over, doorbrak het door het 3de Roemeense leger bezette front en stootte met grote snelheid door in zuidelijke richting. Yeremenko zette een offensief in tegen het front van het 4de Roemeense leger. Reeds op 25 Nov., nadat bij Novotsirkaja contact was gemaakt, werd de ring gesloten en was generaal Paulus met 320 000 man ingesloten. Paulus, die reeds van 21 Nov. af het gevaar onderkende, wilde de Russische omsingeling doorbreken, hetgeen aanvankelijk stellig nog mogelijk was geweest, doch Hitler gelastte hem stand te houden en de bevrijding van buiten uit af te wachten. Een poging hiertoe moest von Manstein doen. Doordat Hitler hem geen tijd liet om voldoende troepen samen te trekken werd op 12 Dec. de tegenaanval met te zwakke krachten ingezet, welke op 24 Dec. eindigde in een terugtocht. Weldra begon, o.m. door de zeer versterkte Russische afweer, de Duitse verzorging door de lucht te kort te schieten. Met gebrek aan voedsel, onvoldoende munitie, verstoken van afdoende winterkleding en kampende met ziekten, hielden de ingesloten troepen, ondanks zware verliezen, onder voortdurende druk van de Russen nog de gehele maand Januari stand. Op 3 Febr. 1943 kwam het einde toen Paulus, inmiddels tot maarschalk bevorderd, capituleerde en zich met het overschot van zijn troepen (91 000 man waarvan 2500 officieren en 24 generaals) krijgsgevangen gaf (z Paulus en Wereldoorlog II).
LUIT.-GEN. D. A. VAN HILTEN