heet de plundering van Antwerpen door troepen van Philips II, 4-7 Nov. 1576. De Spanjaarden, d.w.z.
Spaanse, Italiaanse en Duitse regimenten, waren sinds de zomer in hevige muiterij en hadden reeds vele steden en dorpen geplunderd. Een deel van hen lag in de citadel van Antwerpen, terwijl troepen van de Staten-Generaal, geworven om de muiterij te beteugelen, in de stad lagen. Vastbesloten zich hiertegen te verdedigen en zich de jarenlang achterstallige soldij te verschaffen, trachtten de Spaanse regimenten vanuit andere plaatsen zich te verenigen met hun wapenbroeders in de citadel, die onder commando stonden van Sancho d’Avila en aangevuurd werden door de sterk koningsgezinde De Roda. Beangstigd voor een aanval vanuit Antwerpen (men had reeds op de citadel geschoten) en begerig naar de rijke buit, deden zij op 4 Nov. een uitval naar de stad, die onder bevel stond van de Champagney (z Frédéric Perrenot).
In paniek weken de Staatse troepen terug, verdedigden zich nauwelijks bij het stadhuis en konden niet verhinderen, dat de muiters de brand in de stad staken en vier dagen lang de huizen binnendrongen, de burgers aan de onmenselijkste geweldpleging blootstelden en een enorme buit in de citadel verzamelden. Men spreekt van 7000 slachtoffers, en als men de buit schat op 2 mill. gulden, dan rekent men niet de sieraden, vele koopmansgoederen enz. mee. De schade aan de handel toegebracht was buitengewoon, maar de mening, dat met deze Furie de handelsbloei van Antwerpen eindigde, is onjuist, evenals die, welke een direct verband legt tussen het tekenen van de Pacificatie van Gent en deze afschuwelijke gebeurtenis: reeds 28 Oct. was men het te Gent over de voorwaarden eens geworden.Lit.: F. Prims, Gesch. van Antwerpen VIII, (1900) iste boek; P. Bor, Oorsprongck ende begin der Ned. Oorlogen (1679) I.