Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SOORTELIJKE WARMTE

betekenis & definitie

is de hoeveelheid warmte, die aan de eenheid van massa van een stof moet worden toegevoegd om haar één eenheid in temperatuur te doen stijgen. Kiest men voor deze eenheden respectievelijk de calorie, de gram en de graad Celsius (gr.

C.), dan wordt dus de soortelijke warmte uitgedrukt in cal/ggr. C. Zij is voor verschillende stoffen zeer verschillend; zo bijv. voor aluminium 0,214, voor lood 0,031 en voor glycerine 0,555. Het bepalen van de soortelijke warmte berust op het meten van de hoeveelheid warmte, die door een lichaam van bekende massa, bij een gemeten afkoeling wordt afgegeven. Het geschiedt met behulp van een calorimeter.De soortelijke warmte van vaste lichamen is vooral bij zeer lage temperatuur afhankelijk van de temperatuur, bij het absolute nulpunt (−273,15 gr. C.) is zij nul; zij neemt met stijgende temperatuur toe en nadert een grenswaarde. Toch is deze toeneming tussen 0 gr. en 100 gr. C. zo gering, dat men de soortelijke warmte binnen deze temperatuurgrenzen als standvastig kan beschouwen. Dulong en Petit ontdekten de gewichtige wet, dat bij de elementen in vaste toestand het product van het atoomgewicht en de soortelijke warmte (de atoomwarmte) nagenoeg standvastig (= 6,4) is. Zij speelt in twijfelachtige gevallen een belangrijke rol bij de bepaling van de atoomgewichten.

Neumann breidde haar uit, door aan te tonen, dat ook voor scheikundige verbindingen van overeenkomstige samenstelling een dergelijke wet geldt, en Kopp vond, dat de moleculairwarmte van een scheikundige verbinding gelijk is aan de som der atoomwarmten. Bij gassen maakt men onderscheid tussen de soortelijke warmte bij standvastig volume en die bij standvastige druk. Deze laatste is groter, omdat het gas bij zijn uitzetting arbeid verricht, welke arbeid plaatsheeft ten koste van de toegevoegde warmte. Zo bedraagt bij lucht de soortelijke warmte bij standvastig volume 0,1686 cal/g gr. C. en die bij standvastige druk 0,2377 cal/g gr. C.

Alleen deze laatste is rechtstreeks met voldoende nauwkeurigheid te bepalen; de eerste wordt berekend uit de verhouding van beide soortelijke warmten. Voor die gassen waarvan de moleculen twee atomen bevatten, is deze verhouding = 1,41, voor een-atomige gassen is zij 1,67, voor andere gassen kleiner dan 1,4.

< >