Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GLYCERINE

betekenis & definitie

(1, scheikunde) glycerol of 1.2.2-propaantriol CH2OH.CHOH.CH2OH, is de eenvoudigste driewaardige alkohol. Gebonden komt zij voor in alle vetten, welke esters zijn van glycerine met hogere verzadigde vetzuren (vooral palmetineen stearinezuur) of onverzadigde vetzuren (oliezuur).

Vandaar, dat de glycerine (het „olie-zoet”) bij de verzeping der vetten in grote hoeveelheden gewonnen wordt. De stof werd in 1799 door Schede ontdekt; doch eerst Chevreuil toonde aan, dat zij een hoofdbestanddeel van alle vetten is. Glycerine is een kleurloze, dikvloeibare vloeistof, met zoete smaak; zij heeft het s.g.: 1,265, kookt bij 290 gr.G. en stolt, ofschoon zeer langzaam, bij 17 gr. G.

Zij is onoplosbaar in aether, doch goed in alkohol en in water. Zij ontstaat ook als nevenproduct bij de alkoholische gisting. Verder wordt glycerine op technische schaal uit het petroleumkraakgas propyleen gewonnen, waarbij dit eerste wordt gechloreerd tot allylchloride en dan geoxydeerd met NaCIO, bleekloog, en daarna verzeept (Shell te Houston, Texas).Glycerine vindt ruime toepassing ter vervaardiging van tal van zepen, zalven en cosmetische praeparaten, uit hoofde van haar eigenschap de huid week en lenig te houden. Met water gemengd, wordt zij ter bereiding van stempelen drukinkten gebezigd, als afsluitingsvloeistof in gasmeters, als anti-vries e.d.; voorts als smeermiddel, als laxans, ook als toevoegsel bij de likeurbereiding. In chemisch opzicht vertoont de glycerine alle kenmerken van een driewaardige alkohol. Met salpeterzuur behandeld, ontstaat het trinitraat (veelal nitroglycerine genoemd) als ester van de samenstelling: C3H5 (O.NOJ),, een kleurloze, zeer vergiftige en hoogst explosieve vloeistof en grondstof voor de dynamietfabricage (z explosiefstoffen).

De esters met palmitine-, stearine- en oleïnezuur zijn de vetten palmitine, stearine en oleïne. Met water onttrekkende middelen verhit, ontstaat het onverzadigde, hevig riekende acroleïne. Bij oxydatie van glycerine ontstaat het glycerinezuur.

DR J. VAN ALPHEN

Lït.: Thorpe’s Dict. applied Chem. 6, 40 (1943); Ullmann, Enz. techn. Chemie 5, 802 (1930); J. W. MacCutcheon, Soap 24, N 29, 37 (1948); E.

C. Williams, Chem. Met. Eng. 47, 834 (1940).

2, geneeskunde). De als geneesmiddel gebruikte glycerine moet bijzonder zuiver zijn. Zij mag geen ontledingsproducten van de vetzuren bevatten en moet geheel vrij van arsenicum zijn. De in de Pharmacopee beschreven glycerine bevat nog 11,7-13,6 pct water en heeft een s.g. van 1,230 -1,255. Voor sommige doeleinden, bijv. voor het inwrijven van de handen, verdient dikkere glycerine met minder water (s.g. 1,25-1,26, met ca 5 pct water) de voorkeur. Het is oplosmiddel voor een aantal geneesmiddelen. In de vorm van zetpillen of met behulp van een glycerinespuitje in de endeldarm gebracht, prikkelt het de slijmvliezen en veroorzaakt daardoor lediging van het rectum. Inwendig wordt het wel gegeven om de afdrijving van kleine steentjes uit de urinewegen te vergemakkelijken. Het is verder bestanddeel van een aantal geneesmiddelvormen, als zinkgelatinelijm, gelatineuze capsules, zetpillen, staafjes enz. en dient dan vnl. om het geneesmiddel soepel te houden. Als bederfwerend middel heeft glycerine wel toepassing gevonden, maar het heeft alleen effect bij concentraties, hoger dan 40 pct.

< >