Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SMET, gustaaf de

betekenis & definitie

Vlaams schilder en, evenals zijn broeder Léon, aanhanger van de Latemse school (Gent 21 Jan. 1877 - Deurle 8 Oct. 1943), studeerde aan de Academie in zijn geboortestad. Te Latem aan de Leie is hij als impressionnist begonnen onder invloed van Claus.

Tijdens Wereldoorlog I week hij uit naar Nederland (Amsterdam), waar hij kennis maakte met Hollandse schilders als Jan Sluyters, de gebroeders Wiegman, Charley Toorop en Schuhmacher, die tot de nieuwe richting waren toegetreden. Hij ontmoette toen ook de Franse kubist Le Fauconnier, die hem beslist naar het expressionnisme deed overgaan, met loslaten van de natuurimitatie en de locale kleur.Terug in Vlaanderen woonde hij achtereenvolgens te Bachte-Maria-Leerne, Afsnee en Deurle en maakte deel uit van de groep „Sélection”. Op de tentoonstellingen in die dagen verschenen composities als de „Danstent” en de „Schietkraam” met als met de bijl haaks gemaakte figuren. Dit ascetisch kubisme werd gaandeweg getemperd en zo ontstonden gevoelige vrouwen- en meisjesfiguren. Die gevoeligheid, die hij zo lang in toom had gehouden, liet hij tijdens Wereldoorlog II vrij uitstromen in zijn laatste en schoonste werken: landschappen van ongewone tederheid, waar de kleurgeving, van alle stoffelijkheid ontdaan, een zuiver geestelijk uitdrukkingsmiddel was geworden. Zijn woonhuis te Deurle is thans als museum ingericht. Zijn werk is vertegenwoordigd in de musea te Antwerpen en Brussel.

Lit.: Paul Haesaerts, G. de S. (Antwerpen 1939); E. Langui, G. de S., de mensch en zijn werk (Brussel 1945); André de Ridder, Sint Maertens-Laethem, kunstenaarsdorp (Brussel 1946); Jozef Muls, G. de S., in: Dietsche Warande en Belfort 1949, nr 4.

< >