Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SLEECKX, jan lambrecht domien

betekenis & definitie

Vlaams schrijver (Antwerpen 2 Febr. 1818 - Luik 13 Oct. 1901) , was onderwijzer in zijn geboortestad, vestigde zich in 1844 als journalist te Brussel, waar hij met J. de Laet en J. van de Velde het eerste Vlaamse dagblad, Vlaemsch België (1844), oprichtte. In Oct. 1861 volgde hij J. van Beers als leraar aan de Rijksnormaalschool te Lier op; tot zijn heengaan, in 1879, oefende hij hier een grote invloed uit.

Na de aandacht te hebben getrokken met zijn nog zeer romantische Kronyken der straten van Antwerpen (3 dln, Antwerpen 1843), wordt hij de woordvoerder van het Vlaamse realisme, dat stelling neemt tegen de idealiserende trant van Conscience. Hij treedt op als theoreticus met enkele programmatische toespraken (Over het realismus in de letterkunde, 1862) en in de gesprekken van Op ’t Eksterlaer (Gent 1863). Hij zoekt nieuwe wegen voor het toneel, dat hij op een hoger literair peil brengt, doch zonder dat hem een werk van formaat lukt. Opmerkelijk zijn daarentegen enkele dierenverhalen (o.a. Miss Arabella Knox), die de Engelse humor in Vlaanderen introduceren. Hij is evenwel in de eerste plaats romanschrijver.Hij legt het er op aan, als nuchter toeschouwer de bonte werkelijkheid van het leven tot haar recht te laten komen, aanvankelijk in romans uit het zeemansleven, die de humor een belangrijke plaats inruimen (Int Schipperskwartier, A’dam 1856; Dirk Meyer, Gent 1864), later in zijn rijpe romans, Tybaert en Cie (Gent 1867) en De plannen van Peerjan (Antwerpen 1868), waarin hij op zijn bezadigde, meestal kleurloze manier bekrompen kleinstadsbewoners en hebzuchtige boeren tekent.

DR R. F. LISSENS

Bibl.: Voorn. werken, behalve de bovengenoemde:

Verhalend proza: Volksverhalen (Brussel 1848); In alle standen (ibid. 1851); Ontmoetingen (Gent 1856).

Toneel: De Kraenkinders (Amsterdam 1851); Grétry (Gent 1862); De visschers van Blankenberg (Antwerpen 1863); Zannekin (ibid. 1865); De Scheepstimmerlieden (ibid. 1870). Volledige werken, 17 dln (Gent 1877-1883).

Lit.: F. vanVeerdeghem, Levensschets van J. L. D. S. (Leiden 1902); P. Fredericq, Levensschets van D. S. (Brussel 1903); L. Baekelmans, Vier Vlaamsche prozaschrijvers (Antwerpen 1931).

< >