Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SKI

betekenis & definitie

uitspraak: sji („sneeuwschaats”), lange, smalle, gebogen houten lat met een inrichting in het midden om haar aan de schoen te bevestigen.

Afmetingen en vorm.

De normale ski is 180-230 cm lang. Het achterstuk is achteraan 8 cm breed en 1 cm dik en wordt naar het steunvlak toe smaller en dikker. Onder de voet is de breedte ca 7 cm, de dikte 3 cm. Naar voren toe wordt de ski weer breder en dunner en loopt, na haar maximale breedte bereikt te hebben, (ca 9 cm breed en 0,7 cm dik) in een punt uit. De onbelaste ski raakt de grond alleen met het achtereinde en het breedste deel van het voorstuk; het steunvlak is omhoog gewelfd (max. 2 cm) en de punt is naar boven omgebogen (max. 15 cm). Voorts is over de gehele lengte van het glijvlak in het midden een groeve uitgesneden.

Houtsoorten.

Het materiaal moet stevig zijn en toch veerkrachtig en licht. Hickory en essenhout voldoen het best. De meeste ski’s bestaan tegenwoordig uit verschillende aan elkaar gelijmde houtlagen. Metalen ski’s zijn minder geschikt gebleken. Langs de kanten van het glijvlak kan men ter bescherming van het hout banden inleggen van duurzamer materiaal (staal, messing, aluminium, celluloid of hoorn). Het glijvlak wordt tegenwoordig veelal van een gladde laag van synthetisch materiaal (kunstbeslag) voorzien. Tot de nuttigste reserve-onderdelen behoort de skipunt van licht metaal, die evt. op de ski geschroefd kan worden om een afgebroken punt te vervangen.

De skibinding is de inrichting, die de ski met de schoen verbindt. Het meest gebruikte type is tegenwoordig de Kandaharbinding. Deze heeft een op de ski geschroefde Backen en een hakriem van staaldraad, waarvan de uiteinden door een spiraalveer zijn verbonden.

De skistok is een lichte, ongeveer tot borsthoogte reikende stok met aan de knop een polsriem (gedraaide leren lus) en onderaan een stalen punt met sneeuwkrans. De beste skistokken zijn van staal, aluminium, tonkin of hazelaar, al of niet omwikkeld of overtrokken. De sneeuwkrans heeft een middellijn van ca 17 cm en is door luchtig vlechtwerk aan de stok verbonden.

In de 19de eeuw balanceerde de skiër met één lange alpenstok, als ware hij een koorddanser. Deze stijl (Lihenfelder-techniek) wordt thans niet meer toegepast. Tegenwoordig gebruikt vrijwel iedereen twee stokken, één in iedere hand. De skistokken dienen allereerst om met meer gemak te kunnen klimmen. Voorts worden zij gebruikt om af te zetten bij het voortglijden en om te steunen bij het wenden en springen. Ten slotte bevorderen zij het evenwicht en verhogen zij het effect van de lichaamsdraai, welke dient om van richting te veranderen.

Het skivel is een lange, smalle strook, die (aan het glijvlak van de ski gebonden of gekleefd) het klimmen aanmerkelijk vereenvoudigt.



Skiwas
is een week of vloeibaar mengsel van was, teer, olie, hars, talk en dergelijke stoffen, dat op het glijvlak van de ski wordt gesmeerd, zowel om het glijden te bevorderen als om het terugglijden te belemmeren (stijgwas) of de vellen te bevestigen.

Van de skikleding is vooral de skischoen belangrijk. Een degelijke skilaars is waterdicht en heeft een brede, harde neus, een dikke onbuigzame zool met rubber bekleding (liefst geribbeld) en een hak met twee groeven voor de hakriem. Het bovenleer moet soepel zijn. Soms hebben de randen om de enkel en de tong een sponsrubber voering.

Skiën of skilopen betekent op twee ski’s voortglijden door besneeuwd terrein. Buiten sommige noordelijke streken, waar de ski een belangrijk

vervoermiddel is, wordt het skilopen vooral beoefend als sport en voor oorlogsdoeleinden. Onder de invloed van het steile Alpenlandschap heeft de techniek in de laatste 70 jaren een grootse ontwikkeling doorgemaakt.

Er bestaan een aantal manieren om zich over horizontaal terrein voort te bewegen: men kan beurtelings met één der beide stokken afzetten of met beide stokken tegelijkertijd. Voorts kan men een verschillend aantal passen maken (2, 3 of 4) gedurende het tijdsverloop van één armbeweging.

De afdaling geschiedt in Schussfahrt (recht omlaag), in Schrägfahrt (schuin), zijwaarts glijdend of met bochten. Men remt door van richting te veranderen of door de sneeuwploeg toe te passen: men drukt de achtereinden van de ski’s uit elkaar, maar houdt de punten bijeen.

De Ruade is een met weinig vaart uitgevoerde zuivere kristiania, waarbij de achtereinden van de ski’s met een snelle ruk worden opgelicht. Vooral geschikt in steil en hobbelig terrein.

Skischolen.

Met grote toewijding hebben velen aan de verbetering van de techniek gewerkt. De eerste, die „school” maakt, is Zdarsky met zijn voorzichtige Stemmbogen op korte ski’s, steunend op een lange stok: de aan het steile Oostenrijkse terrein aangepaste Lilienfelder-techniek (omstreeks 1900). Ongeveer tegelijkertijd geeft de Noor Huitfeldt een beschrijving van de sierlijke, maar minder veilige, Noorse stijl (gestrekte houding; gesloten spoor: Telemark en Kristiania), die weldra ook in het Schwarzwald en de Alpen gaat overheersen. De verdienste van de Tyroler Bilgeri (omstreeks 1910) schuilt vooral in de aaneenschakeling van Telemarkschwünge tot slangenbogen.

Belangrijke verbeteringen brengt vervolgens de Arlbergschool van de Oostenrijker Hannes Schneider (St Anton, omstreeks 1920), niet zozeer door te breken met het verleden dan wel door logisch samen te vatten, hetgeen zich geleidelijk had ontwikkeld. De nadruk wordt gelegd op de Hocke (half gehurkte houding), de Vorlage (naar voren brengen van het lichaamsgewicht), het oprichten van het lichaam vóór de Schwung en het brede spoor. Wel volgt hierop enige reactie, maar de grondgedachten blijven toch gehandhaafd. Zo wijst Josef Dahinden (Arosa) in het bijzonder op de schroefbeweging van het lichaam. Giovanni Testa (St Moritz) daarentegen acht deze hulp gevaarlijk en wil haar door een meer natuurlijke houding vervangen.

De techniek is veel geleidelijker gegroeid dan de herhaaldelijk als geheel nieuw aangekondigde systemen doen vermoeden. Vaak is het zelfs moeilijk te ontdekken, waarin een nieuwe „school” zich van een vorige onderscheidt. Maar de verrichtingen zijn met sprongen verbeterd. Afdalingen, waar men vroeger uren voor nodig had, worden thans in enkele minuten volbracht met een snelheid van 60 tot meer dan 100 km per uur.

Misschien nog meer indruk maakt de skisprong van de kunstmatige springheuvel, zonder stokken, eigenlijk meer een zweefvlucht. In het springen hebben de Skandinavische landen de leiding behouden en getoond, dat het mogelijk is over afstanden van meer dan 130 m te zweven.

Skiwedstrijden.

De wedstrijdsport omvat o.a. Langlauf (12-18 km), Dauerlauf (20-100 km), afdaling, slalom, springen en skijöring. De slalom, een door de Engelsen geïntroduceerde wedstrijdvorm, is een afdaling over een met vlaggestokken uitgezette bochtige baan. Skijöring is skiën achter bereden of onbereden paarden of andere trekdieren (rendieren) of achter voertuigen (sleden, motorfietsen, zelfs vliegtuigen enz.). Deelneming van dames aan skiwedstrijden is over het algemeen beperkt gebleven tot afdaling en slalom. Voor wedstrijden worden speciale ski’s gebruikt.

De Langlaufski is lang en smal, de slalomski kort, de springski breed met ten minste drie groeven. Belangrijke skiwedstrijden zijn de Olympische winterspelen, F.I.S.-wedstrijden, Kandahar-afdaling en Parsenn-Derby.

Skitochten.

Zelfs de verwoedste wedstrijdskiër zal erkennen, dat van een skitocht door het strenge winterse berglandschap een bekoring kan uitgaan, die men elders zelden aantreft. Duizenden trekken elke winter de bergen in om die bekoring te ondergaan. Maar het allerschoonste, dat de skisport biedt, is zonder twijfel de hoogtoer in het voorjaar, van hut tot hut, ver weg van de bewoonde wereld.

Historische ontwikkeling.

In het bronzen tijdperk kent men reeds een vervoermiddel, dat op de moderne ski gelijkt. Noorse sagen en Deense geschiedschrijvers uit de 12de eeuw vermelden, dat men op ski’s ter jacht gaat en zelfs bogen kan beschrijven. In de 17de eeuw zijn ook de Oostenrijkers zover gevorderd. Later raakt de skisport echter in vergetelheid om pas diep in de 19de eeuw in Telemark haar zegetocht over de wereld te beginnen, eerst in het Schwarzwald (omstreeks 1890), later in de Alpen. Sedert ca 1940 bereikt de ontwikkeling van de skisport een nieuwe phase door het allerwegen ontstaan van skiliften, die de skiërs langs kabels omhoog duwen, en Sesselliften (stoeltjesliften) , die evenals de kabelbanen, waarvan het aantal ook voortdurend toeneemt, het klimmen voor vele skiërs overbodig maken.

Organisatie in Nederland.

De naar ruwe schatting 20.000 Nederlanders, die jaarlijks in het buitenland de skisport beoefenen, zijn voor het merendeel niet georganiseerd. In 1927 werd de Nederlandse Ski Vereniging (N.S.V.) opgericht. Aanvankelijk een onderafdeling van de Kon. Ned. Toeristenbond A.N.W.B., is zij sedert 1934 een zelfstandige, koninklijk goedgekeurde vereniging, aangesloten bij de A.N.W.B. In 1931 trad de N.S.V. toe tot de Fédération Internationale de Ski (F.I.S.), opgericht 1924.

In 1935 volgde aansluiting bij het Ned. Olympisch Comité (N.O.C.). In 1951 werd de Cercle Néerlandais de Ski (C.N.S.) opgericht, die N.S.V.-leden gelegenheid biedt toe te treden tot de Fédération Française de Ski (F.F.S.).

L. A. H. ENTHOVEN

Lit.: A. Franck en H. Schneider, Wunder des Schneeschuhs (1925); C. P. van Rossem, Hoe leer ik ski-loopen? (1929); J. Dahinden, Ski und Du (1935); E. Matthias en G.

Testa, Natürliches Skilaufen (1936); A. Jacques, Ski de Descente (Technique Française) (1950).

Organisatie in België.

Ook het merendeel der Belgen, die in het buitenland de skisport — meest als vermaak of ontspanning — beoefenen zijn niet georganiseerd. Elke winter, wanneer er gelegenheid toe bestaat, wordt het kampioenschap skilopen op lange afstand betwist in de streek „Mont des Brumes” te Francorchamps-Stavelot (18 km of 3 ✕ een omloop van 6 km). Voor de dames bedraagt de afstand 10 km. Een derde van de weg is vlak, een derde stijgend, een derde dalend. Deze wedstrijd wordt georganiseerd door de Ligue Belge des Sports d’Hiver, waarvan de zetel gevestigd is te Luik.

< >