Nederlands officier (1668 - Nijkerk bij Leeuwarden 3 Nov. 1750), werd luitenant-generaal van de cavalerie in het Staatse leger. Hij was een uitnemend ruiteraanvoerder, die zijn kracht zocht in de strijd met het blanke wapen.
In de Spaanse Successieoorlog onderscheidde hij zich vooral in de slag bij Malplaquet (1709). Bijna legendarische vermaardheid verwierf hij door zijn stoutmoedige strooptocht in Champagne en Lotharingen, die hij in Juni 1712 ondernam, aan het hoofd van 1800 ruiters, met het doel de Franse intendant te dwingen tot betaling van de achterstallige oorlogscontributies. Deze tocht, die slechts elf dagen duurde, verwekte grote schrik, tot in Parijs toe, en drong zó diep in de volksherinnering door, dat nog een eeuw later een volksdichter, J. B. Leroy, er een epos over schreef in het dialect van Possesse, een dorpje in Champagne: La Poussessiade ow lu siéege du Poussesse. In de herfst van 1712 verdedigde Grovestins de vesting Bouchain, waar hij door de Fransen krijgsgevangen werd gemaakt.DR A. J. VEENENDAAL
Lit.: W. H. de Beaufort, Grovesteyns’ expeditie anno 1712 in de 3 bisdommen Metz, Toul en Verdun, in: Bijdr. en Meded. Hist. Gen., dl VII (Utrecht 1884); Nieuw Ned. Biogr. Woordenb., dl I (Leiden 1911); C. C. de Gelder, Een raid der Staatsche cavalerie in 1712, in: Cavaleristisch tijdschrift (1929); Prim Berland, Growesteins, le ravageur de la Champagne, l’ogre hollandais, le héros de la Possessiade (Auxerre 1939).