is een witte wijn, afkomstig uit het Z. van Spanje, vnl. uit het gebied rondom Jerez de la Frontera, in Andalusië.
Aan de zeer kalkrijke bodem en de Palomino-druif, alsmede aan de bijzondere wijze waarop deze wijn wordt gemaakt, ontleent de Sherry een geheel eigen karakter zoals men bij geen andere wijnsoort aantreft. In de oogsttijd legt men de geplukte druiven enige tijd op matten in de zon, zodat zij een weinig indrogen. Het sap dat verkregen is door de druiven met voeten te treden, gaat daarna in vaten van ca 500 l, waarin de gisting zich voltrekt. Bij die gisting wordt alle suiker uit de most in alkohol, en koolzuur dat ontwijkt, omgezet. Sherry is dan ook een volkomen droge (niet zoete) wijn. Na de gisting, waarbij 14-15 pct alkohol is ontstaan, voegt men nog een zekere hoeveelheid uit wijn gedistilleerde alkohol toe. De voor export bestemde Sherry bevat gemeenlijk 19-20 pct alkohol, terwijl men in Spanje zelf de Sherry meestal met niet meer dan 16 pct alkohol zal aantreffen.
Aan de oppervlakte van de wijn, in de vaten die men opzettelijk niet geheel vol maakte, vormt zich een merkwaardige schimmel, de flor del vino, die mede oorzaak is van het ontstaan van uiteenlopende Sherry-types, welke men o.a. kent als Fino, Amontillado, Oloroso.
Bij het verdere opkweken van een deel der jonge wijnen, maakt men gebruik van een speciaal systeem van bijvulling met wijn van jongere oogst, dat Solera genoemd wordt.
Ten N.W. van het hoofdgebied van de Sherry, in de omgeving van de kleine vissershaven San Lucar de Barrameda, maakt men de Manzanilla, ten Z.O. van Córdoba de Montilla, twee Sherry-soorten welke enigszins in type afwijken van de wijnen die men rondom Jerez produceert. Een in kleur, geur en smaak volkomen afwijkend Sherry-type is de Brown-Sherry, een zoete, donkergekleurde wijn, die deze eigenschappen dankt aan toevoeging van een bepaalde hoeveelheid Pedro-Xímenez, een Sherry, verkregen uit de gelijknamige, zeer suikerrijke druif.