is de gebruikelijke benaming voor aethylalkohol (in de techniek spiritus genaamd), de belangrijkste der alkoholen, die wordt gebruikt als oplosmiddel in de chemische en pharmaceutische industrie, als grondstof voor derivaten
(ether, verschillende esters en aethylchloride), als brandstof (dikwijls gemengd met benzine), en ten slotte, het oudste gebruik, in dranken. (Voor vervaardiging z spiritus).
Werking op het menselijk lichaam.
De aethylalkohol is de minst giftige vertegenwoordiger van de homologe reeks van alifatische alkoholen. Met het aantal koolstofatomen in het molekuul der alkoholen wordt de giftigheid groter. Een uitzondering vormt het eerste lid van de reeks, de methylalkohol. Dit oefent een zeer schadelijke invloed op het dierlijk organisme uit, omdat het er slechts langzaam uit verdwijnt.
Na het gebruik van alkohol treden gewoonlijk de veranderingen in de geestesgesteldheid het meest op de voorgrond. Onze bewegingen en meer nog onze handelingen zijn het gevolg van onze meer of minder bewuste drijfveren, die door hogere psychische processen (verstandelijke overwegingen, bij de opvoeding aangeleerde motiveringen) gecontroleerd en wel meestal geremd zijn. Men stelt zich op goede gronden voor, dat laatstgenoemde geestesprocessen zich in de hoogst ontwikkelde delen van het centrale zenuwstelsel, nl. de hersenschors, afspelen. Alkohol heeft bedwelmende eigenschappen, waardoor na gebruik van zelfs geringe hoeveelheden allereerst de verrichtingen van de schors in zekere mate worden onderdrukt, zodat onze handelingen nu minder worden geremd. Het duidelijkst komt dit tot uiting in de neiging tot veel praten. De zelf-critiek op de onbelangrijkheid van het gesprokene of juist op de betekenis om iets liever te verzwijgen, ontbreekt. Iedere opkomende gedachte wordt uitgesproken en op de woorden van anderen wordt zeer ,,ad rem” gereageerd. Het schijnt dus dat verschillende psychische processen veel gemakkelijker verlopen. Ook andere verrichtingen, die na het aanleren min of meer automatisch plaats hebben, zoals bijv. het maken van eenvoudige rekensommen, het besturen van een auto en dergelijke, komen sneller tot stand. Evenwel blijkt ook dit een gevolg van verminderde controle te zijn. Opzettelijk daartoe ingestelde en nauwkeurig uitgevoerde proeven met geheelonthouders en met personen, die aan een matig gebruik van alkohol waren gewend, hebben geleerd, dat beide groepen van mensen na het drinken van een kleine hoeveelheid alkohol in automatisch werk, bijv. schrijven met de schrijfmachine, veel meer fouten maken dan zonder alkohol. Dit is een bevestiging van de ervaring, dat alkohol het werken soms vergemakkelijkt, tevens echter slechter maakt. Het is opmerkelijk dat de proefpersonen zelf de indruk hadden, dat zij hun taak veel beter hadden uitgevoerd.
De geringere correcties door het verstand na gebruik van alkohol maken ook, dat gemoedsaandoeningen gemakkelijker geuit worden (opgewondenheid en vrolijkheid, ontstemming en droefenis).
Het alkoholgebruik vóór de maaltijd verschaft een rustige en tevreden gemoedsstemming, opent de geest voor de zinsindrukken, die de genoegens van tafel en glas bepalen. Een schuchter iemand verliest onder invloed van alkohol gemakkelijk zijn terughoudendheid, een anders evenwichtig persoon komt onder dezelfde invloed soms tot daden, waarvoor hem onder normale omstandigheden terecht de moed zou ontbreken (twist, misdaad).
In den regel schijnt de gezonde, beschaafde mens wel een voldoende zelfcontrole op het gebruik van alkohol te kunnen uitoefenen, zodat het geen nadelige gevolgen voor hemzelf en voor de gemeenschap oplevert. Uitzonderingen op de regel zijn echter wel iedereen bekend.
In aansluiting aan de besproken opvatting over de invloed van alkohol op het centrale zenuwstelsel, kan zonder nadere verklaring worden vermeld, dat de intellectuele vermogens, die van de functie van de hoogste delen daarvan afhankelijk zijn, door iedere hoeveelheid alkohol kleiner worden.
Dat iemand na het drinken van alkohol in staat zou zijn meer lichamelijke arbeid te verrichten, wordt tegenwoordig algemeen ontkend. Wel kan de alkohol, in matige hoeveelheden genoten, tijdelijk het gevoel van vermoeidheid wegnemen, zodat het werken langer kan worden volgehouden, zonder dat verslapping intreedt. Op die manier kan alkohol gedurende korte tijd een grotere krachtsprestatie mogelijk maken.
Kleine hoeveelheden alkohol, zoals die, welke in het dagelijks leven gebruikt en soms aan zieken worden voorgeschreven, prikkelen het zenuwcentrum, dat de ademhalingsbewegingen regelt. Dientengevolge neemt zowel het aantal ademhalingen per minuut als de diepte daarvan toe, zodat de luchtverversing in de longen verbetert. Het is een — proefondervindelijk bevestigd — ervaringsfeit, dat cognac, wijn of andere alkoholische dranken in dit opzicht een grotere uitwerking hebben dan met hun alkoholgehalte zou overeenkomen. Men schrijft dit toe aan de invloed van de zgn. bouquetstoffen (esters) in de wijnen. Vooral champagne schijnt rijk aan dergelijke stoffen te zijn, terwijl het koolzuurgehalte daarvan maakt, dat de alkohol in maag en darm veel sneller wordt opgenomen.
Eveneens door een verandering van de verrichtingen van een deel van het centrale zenuwstelsel wordt onder de invloed van alkohol de warmtehuishouding van het organisme in de war gestuurd. De bloedvaten van huid en spieren worden wijder; er stroomt meer bloed door de huid, waardoor de afgifte van warmte aan de omgeving wordt bevorderd. Bij ernstige graden van vergiftiging door alkohol kan daardoor de lichaamstemperatuur van 37 gr. tot 30 gr., soms zelfs tot 24 gr. dalen. Door de versterkte doorbloeding van de huid krijgt men het gevoel het warm te hebben, zelfs in een zeer koude omgeving, terwijl het psychisch effect van de alkohol maakt, dat het gevaar van deze samenloop van omstandigheden niet wordt ingezien. Dit verklaart dat dronkenschap niet zelden door longontsteking of bevriezen gevolgd en soms met de dood bekocht wordt.
De circulatie van het bloed in het lichaam wordt door alkohol begunstigd. Op grond van deze ervaring wordt alkohol wel als hulpmiddel bij de behandeling van lijders aan acute infectieziekten gebruikt. Voornamelijk is de werking op de circulatie het gevolg van een blijkbaar gunstiger verdeling van het bloed in het bloedvaatstelsel. De vaten in de buik worden nauwer, die in de huid en de spieren wijder. Op het hart heeft alkohol blijkens daartoe verrichte onderzoekingen met dit orgaan afzonderlijk, geen óf een nadelige werking. De afscheiding van urine door de nieren wordt door alkoholgebruik vergroot. Op de spijsvertering
De lijnen geven de weg aan, welke de alkohol door het lichaam aflegt. De alkohol vloeit door de mond naar de maag. In de maag wordt een gedeelte van de alkohol geabsorbeerd door het bloed, en naar de lever getransporteerd. Het overige gedeelte gaat naar de darmen, daar wordt de alkohol volledig geabsorbeerd, eveneens naar de lever gevoerd, waar een klein gedeelte van de alkohol wordt verbrand. De rest van de alkohol passeert de lever, en gaat naar het hart, dat de alkohol door middel van het bloed naar alle onderdelen van het lichaam zendt. De grootste betekenis heeft de hoeveelheid, die naar de hersenen gaat, waar de alkohol zijn invloed uitoefent op de functies van het lichaam heeft weer de kleine dosis alkohol geen nadelige invloeden. De afscheiding van speeksel en maagsap is versterkt, de daarin voorkomende enzymen worden in hun werking niet geremd, althans wanneer de concentratie van de alkohol in de voedselmassa niet te groot wordt. Op de nuchtere maag genomen remt alkohol, evenals ieder ander voedsel, die bewegingen van de maag, welke de gewaarwording van honger veroorzaken, terwijl, zoals boven vermeld, door de psychische invloed de alkohol de eetlust doet toenemen. Ook de resorptie van de bestanddelen van het verteerde voedsel wordt niet in ongunstige zin beïnvloed.
Op de sexualiteit werkt de alkohol in tweeërlei richting: hij verhoogt de libido, vermindert daarentegen de potentie.
Met de alkohol wordt een hoeveelheid chemische energie in het organisme gebracht, die per gram 7,2 calorieën bedraagt. De aethylalkohol wordt tot koolzuur en water geoxydeerd. Het dierlijk organisme kan de daarbij vrijkomende energie gebruiken, zodat er van andere voedingsstoffen (koolhydraten, vetten en eiwitten) minder behoeft te worden afgebroken. Bij normale voedselopneming kan er dus meer van deze stoffen in het weefsel worden omgezet, zodat bij gebruik van veel alkohol niet zelden vetzucht ontstaat. Om dezelfde reden heeft alkohol in de geneeskunde betekenis, omdat men er een middel in bezit, waardoor aan patiënten, die ernstig ziek zijn en weinig of geen ander voedsel tot zich nemen, op een eenvoudige en aangename wijze een hoeveelheid calorieën kan worden toegediend. Bovendien komen dan tevens de opwekkende werking en de prikkeling van ademhaling en bloedsomloop tot hun recht.
Na het drinken van alkoholhoudende dranken wordt de alkohol voor een belangrijk deel in de maag en verder door de darmwand geresorbeerd. De aanwezigheid van vetten in maag en darm maakt, dat het opslorpen wordt vertraagd, dientengevolge stijgt het alkoholgehalte, dat de intensiteit van de uitwerking bepaalt, in bloed en weefsels minder snel. Het grootste deel van de opgenomen alkohol, ongeveer 85-95 pct, wordt in het organisme verbrand. Van het overige verlaat 0,5-5 pct het lichaam door middel van de uitademingslucht en door de huid; 0,2-10 pct wordt met de urine onveranderd door de nieren uitgescheiden. Verder gaat er ook alkohol in gal, pancreassap en zog over.
Het is een merkwaardig feit, dat men in alle oude beschavingen en heden ten dage nog bij alle volken der aarde de gewoonte aantreft om behalve de nodige voedingsmiddelen, ook stoffen met bepaalde opwekkende en meer nog met bedwelmende eigenschappen te bereiden en te gebruiken (alkohol, coca, haschisch, koffie, mescaline, opium, e.d.). Men zou kunnen menen, dat hiermee aan een instinctmatig gevoelde behoefte wordt voldaan. Noodzakelijk zijn de genotmiddelen echter geen van alle. Zonder alkohol is het leven heel goed mogelijk, echter kan het gebruik van een kleine hoeveelheid, zoals uit het voorgaande moge volgen, het leven veraangenamen, zonder schade van betekenis voor het lichaam te hebben.
In de geneeskunde wordt alkohol, behalve in de reeds genoemde gevallen, ook nog gebruikt als oplosmiddel voor verschillende medicamenten,op verbanden en als desinfectiemiddel.
DR J. VAN NIEKERK
Lit.: E. H. Starling, De werking van alkohol op den mensch (Leiden z.j.).