Engelse stad in het graafschap Yorkshire, W. Riding, met op 138 km2 (1951) 512.835 inw., ligt aan de Don (bij de uitmonding van de Sheaf), is een rokerige fabrieksstad.
De voornaamste gebouwen zijn: de oude Peterskerk (14de en 15de eeuw), het oude Manor House van de hertogen van Norfolk, aan wie sedert de 17de eeuw bijna de halve stad behoort, de Cutlers Hall, die in 1624 door het gilde van de messensmeden werd opgericht, de Albert Hall (openbare vergaderingen), het raadhuis, een markthal en een korenbeurs. Men vindt er vele parken en een plantentuin. De voornaamste inrichting van onderwijs, Firth College, is sedert 1905 universiteit (ruim 2400 studenten); verder zijn er o.a. een technische hogeschool, een seminarium van de Methodisten, een museum van oudheden en schilderijen en het St Georgemuseum (Ruskinmuseum). Sedert 1914 is het de zetel van een bisschop. In Sheffield heeft men door weloverwogen „townplanning” en „regional-planning” kunnen herstellen, wat door vorige geslachten was bedorven.Sheffield was in de 13de eeuw reeds wegens zijn messen beroemd, welke roem het nog steeds handhaaft. Verder zijn er ijzer- en staalfabrieken, fabrieken voor staalwaren, machines, werktuigen, zagen, vijlen en andere voorwerpen van doublé, verzilverde voorwerpen, brouwerijen, lettergieterijen, chemische fabrieken enz. In de 18de eeuw kwam de stad tot bloei. Het voormalige slot, waarin Maria Stuart van 1571-1583 gevangen zat, werd in 1648 verwoest. Sheffield kreeg in 1632 eigen vertegenwoordiging in het parlement en werd in 1843 een municipal borough en werd in 1888 als county borough van Yorkshire gescheiden.