Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HALL

betekenis & definitie

(1), stadje in Oostenrijks Tirol op 560 m hoogte, op de linkeroever van de Inn, aan de spoorlijn Kufstein Innsbruck, 10 km ten O. van deze stad, telt (1950) 10 100 inw., van wie 10 pct Evang. en 90 pct R.K. Het is ouderwets gebouwd, heeft een Gothische kerk, een mooi stadhuis, oude stadspoorten, zout-, wol-, meel en machinefabrieken en bierbrouwerij en Hall is gezocht als villadorp bij Innsbruck en vanwege zijn zoutbaden een drukbezochte badplaats.

Het opgeloste zout komt door ijzeren buizen van een 10 km noordwaarts gelegen zoutmijn naar de zoutziederij om ingedampt te worden. Aantal gebouwen en woningen (1939 = 100) bedroeg in 1945: 90 pct en in 1950: 98 pct.Lit.: W. Senn, Aus dem Kulturleben einer süddeutschen Kleinstadt (Innsbruck 1938).

(2), ook Schwäbisch-Hall, een schilderachtig gelegen stadje van (1933) 12 200 inw., aan de Kocher in Württemberg, met salinen, leerfabrieken, textielindustrie enz. De oude stad bezit nog een deel van haar ommuring en de 12de-eeuwse Michaelskerk. In de nabijheid ligt de versterkte, in 1075 gestichte Benedictijner abdij Gross Komburg. Op de oude burcht van Hall woonden de van het Rijk als leenman afhankelijke vorstgraven; later kwam de stad aan de Tempelieren, werd in 1276 rijksstad met eigen munt (waarin de eerste „Heller” werd geslagen) en kwam in 1802 aan Württemberg.

< >