Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SFORZA

betekenis & definitie

Italiaans vorstenhuis, dat in de 15de en 16de eeuw zes hertogen schonk aan Milaan. De stamvader, Giacomo Muzio Attèndolo (10 Juni 1369 - 4 Jan. 1424), was de zoon van een landbouwer te Cotignola in Romagna.

Als condotüere streed hij voor Florence tegen Pisa, vervolgens voor Johanna II, koningin van Napels, die hem slotvoogd en maarschalk maakte. In dienst van paus Martinus V werd hij verheven tot graaf (Sforza is zijn bijnaam: „geweldenaar”). Zijn onwettige zoon, Francesco I Sforza (Milaan 23 Juli 1401 - 8 Mrt 1466) was de eerste van zijn geslacht die hertog van Milaan werd, en tevens een der bekendste condottieri in Italië.Hij begon met zich in dienst te stellen der Anjous in Napels en werd er onderkoning; vervolgens trad hij in verbinding met Milaan en werd er bevelhebber der legers in dienst van Filippo Maria Visconti; met succes vocht hij tegen Venetië en veroverde de Marken op de paus, zgn. in dienst van het Concilie van Bazel. Maar paus Eugenius IV haalde hem naar zijn kant over en benoemde hem tot bestuurder van die streken. Te zelfstandig geworden tegenover Milaan, kwam hij in strijd met de daar regerende Visconti, terwijl de partij van Aragon in Napels sterker werd en hem ook daar aan gezag deed inboeten. Hij streed tegen de Visconti in dienst van Venetië, maar verzoende zich weer met hen en huwde met de dochter van Filippo Maria. Toen deze spoedig daarna Stierf (1447), bestreed Francesco eerst voor de Ambrosiaanse Republiek Venetië, doch weldra eiste hij het hertogdom voor zichzelf op en slaagde er na drie jaar strijd in, Milaan te veroveren (1450). Hier toonde hij dezelfde talenten als vorst als in Napels (dat ondertussen door Aragon geheel veroverd werd): gematigd en vredelievend, een beschermer van kunst en wetenschap, terwijl de industrie in Milaan opkwam (zijdeweverij).

Hoewel het bekendst als veldheer, heeft hij als vorst de vrede in Italië nagestreefd door een evenwichtspolitiek te betrachten. Hij sloot zich aan bij Frankrijk en heroverde op Venetië veel verloren terrein. Galeazzo Maria (Fermo 24 Jan. 1444 - Milaan 26 Dec. 1476), zijn zoon, volgde hem in 1466 op. Als hertog was hij buitengewoon verkwistend, op niets zo gesteld als op een rijke omgeving, waarbij hij wel vele kunstenaars en geleerden rijkelijk ondersteunde en de stad buitengewoon verfraaide, maar waarin hij ook de grootste lichtzinnigheid duldde. Hij was rechtvaardig, doch wreed. De ontevredenheid over de drukkende belastingen kwam tot uiting in zijn vermoording (1476).

Na Giovanni Galeazzo (1476-’94) en Lodovico Sforza (1494-1500) werd de oudste zoon van deze laatste, Massimiliano, in 1512 door de Zwitsers te Milaan hersteld, doch moest na de slag bij Marignano (1515) van zijn rechten afzien. Zijn jongere broer, Francesco II Maria (4 Febr. 1495 - 1 Nov. 1535), werd in 1521 tijdelijk door Karel V in zijn hertogdom hersteld, maar onmiddellijk weer verjaagd. In 1525 (na de slag bij Pavia) keerde hij terug. Zijn kanselier Pescara pleegde echter verraad en hijzelf werd door Karel V beschuldigd en in zijn eigen citadel belegerd. Na zijn capitulatie werd hij naar Como verbannen (1526); eerst in 1529 werd hij weer in zijn waardigheid hersteld, op voorwaarde, dat bij zijn kinderloos overlijden Karel V de enige erfgenaam zou zijn. Als vorst heeft hij weinig betekend, geheel staande onder de voogdij van de keizer, maar wel heeft hij veel kunnen doen voor de bloei van kunst en wetenschap.

Tot de meest befaamde leden van het geslacht behoorde Catarina Sforza, natuurlijke dochter van Galeazzo Maria. Zij huwde eerst op veertienjarige leeftijd met Girolamo Riario (1477), de zoon van paus Sixtus IV, beleend met Forlì en Imola. Toen haar man in 1488 vermoord werd, nam zij op barbaarse wijze wraak, evenzo bij de gewelddadige dood van haar tweede echtgenoot, Feo (1495). Daarna huwde zij Giovanni de’ Medici (1496), die twee jaar later overleed. Gloeiend van strijdlust verdedigde ze Imola en Forlì tegen Alexander VI en Cesare Borgia (1500), maar werd gevangengenomen en stierf in een klooster te Florence, in 1509.

Lit.: E. Rubieri, Francesco I Sforza (2 dln, 1879); G. Magenta, I Visconti e gli Sforza nel castello di Pavia (1883); G. Franciosi, Gli Sforza (1931); L. Collison-Morley, The Story of the Sforza (1933).

< >