Elzassisch godgeleerde, musicoloog en arts (Kaisersberg 14 Jan. 1875), werd in 1899 hulpprediker te Straatsburg en in 1902 privaat docent voor het Nieuwe Testament aldaar. Inmiddels studeerde hij in de medicijnen.
Na de voltooiing van deze studie vertrok hij in 1913 naar de Franse Kongo, waar hij te Lambarene een neger-ziekenhuis stichtte. Met enige onderbrekingen door verblijf in Europa heeft Schweitzer zijn medische arbeid steeds meer uitgebreid en gemoderniseerd, zodat het ziekenhuis tot een der bekendste monumenten in de nieuwere zendingsgeschiedenis geworden is. De veelzijdige persoonlijkheid van Schweitzer is van theologisch-wijsgerige, van musicologische en van medisch-missionaire zijde te waarderen.In theologisch opzicht heeft Schweitzer zijn naam voorgoed gevestigd, dank zij zijn consequent-eschatologische interpretatie van Jezus’ leer, met name in Geschichte der Leben Jesu-Forschung.
In navolging van Joh. Weiss’ eschatologische visie op de Evangeliën ziet Schweitzer de figuur van Jezus als bepaald door de dogmatische visie, zelf de uitverkoren Messias te zijn, die, als zijn verwachting van het thans doorbrekend Rijk Gods niet uitkomt (speciaal het niet in vervulling gaan van het woord Matth. 10: 23), zichzelf door de provocatie van zijn ondergang het martelaarschap oplegt en in dit fiasco zijn messiasschap tracht waar te maken. Jezus grijpt zelf in de spaken van het rad der geschiedenis in en wordt er door verpletterd.
Terwijl diens Joods-apocalyptische verwachting voor ons nog slechts historische waarde heeft, blijft zijn zedenleer van zelfopofferende liefde ook voor onze tijd geldig. Deze heeft Schweitzer in zijn werken over ethiek en haar verhouding tot de cultuur nader uitgewerkt als het gebod van „eerbied voor het leven”. De bekende imperatief van Schweitzer luidt: „goed is, leven te behouden, te bevorderen, ontwikkelingskrachtig leven tot hoogste ontplooiing te brengen; slecht is, leven vernietigen, leven te schenden, ontwikkelingskrachtig leven te remmen”. Deze principieel ethische houding tracht zoveel mogelijk elke metaphysische verklaring omtrent de wereldgrond en de theoretische zin der dingen te vermijden. Enkel de wil tot leven is voor Schweitzer oerdatum voor juiste en verantwoorde levenshouding.
Naast grote theologische verdiensten (ook belangrijk onderzoek over Paulus) heeft Schweitzer derhalve een naam verworven als cultuurfilosoof, voor zover hij aan de cultuur een nieuwe, onmetaphysische ethiek schenken wil, waarvan hijzelf het imposante voorbeeld der practische verwerkelijking gegeven heeft door zijn gehele „cultuur” in dienst van „primitief” leven te stellen. De financiering van zijn grote zendingswerk werd vooral mogelijk gemaakt door de uitgave van werken over Bach en het geven van orgelconcerten tijdens Europese reizen. Als orgelspecialist strijdt Schweitzer voor het behoud der oude orgels tegen aanbrenging van moderne technische verfraaiingen. Zowel door zijn werken over Bach als critische uitgave van diens œuvre neemt hij een eigen positie in de interpretatie van de grote classicus der muziek in. De grootste bekendheid verwierf Schweitzer door zijn werk als zendeling-arts. De oprichting van het ziekenhuis te Lambarene heeft de zgn. medische zending op uiterst vruchtbare wijze gestimuleerd. Daarnaast evenwel was zijn overgang van Straatsburg naar Lambarene van cultuur-historische betekenis: op symbolische wijze werd de aandacht der cultuur op de nood der gekleurde volken gericht.
PROF. DR H. VAN OYEN
Bibl.:
Theologisch: Die Religionsphilosophie Kants (1899); Das Abendmahlsproblem (1901); Das Messianitäts- und Leidensgeheimnis (1901); Von Reimarus zu Wrede (1906), later onder de titel: Geschichte der Leben Jesu-Forschung (1913); Psychiatrische Beurteilung Jesu, diss. (1913); Verfall und Wiederaufbau der Kultur (1923); Kultur und Ethik (1924); Das Christentum und die Weltreligionen (1924); Die Mystik des Apostels Paulus (1930); Geschichte der paulinischen Forschung (1933); Die Weltanschauung der indischen Denker (1935). Musicologisch: J. S. Bach (1903); Deutsche und französische Orgelbaukunst und Orgelkunst (1906); J. S. Bach Orgelwerke, met Ch. M. Widor, I-V (1912-1914).
Missionair: Zwischen Wasser und Urwald (1921); Mitteilungen aus Lambarene (1925 vlgg.).
Lit.: H. Wegmann, A. S. (1928); J. Eigenhuis, A. S. (1929); F. Holmström, Das eschatologische Denken der Gegenwart (1936); K.
A. H. Hidding, Mystiek en ethiek in S.’s Geest (1938); G. Seaver, A.S. The Man and His Mind (London 1949); E. Buri, Albert S. und Karl Jaspers (1950).