Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SCHORPIOENVISSEN

betekenis & definitie

vormen de orde Scleroparei onder de Vissen. Zij zijn gekenmerkt doordat het tweede der onderoogskasbeenderen (suborbitalia) met de voorrand van het voorkieuwdeksel (praeoperculum) is verbonden en dit steunt.

Rug- en aarsvin hebben in den regel zowel harde stekelstralen als weke stralen. De borstvinnen hebben meestal een brede basis en dikwijls zijn één of meer der onderste stralen van de rest van de vin gescheiden en dienen dan als tastorganen. De buikvinnen liggen ver naar voren. De huid is òf met schubben bedekt, òf naakt, òf met beenplaten gepantserd. Schorpioenvissen komen in alle zeeën voor, enkele soorten ook in zoetwater.Tot de Scleroparei wordt een 20-tal families gerekend waarvan wij noemen:

1. Scopaenidae, of eigenlijke schorpioenvissen, waartoe meest tropische en subtropische vissen behoren. De helder vermiljoen rode Noorse Schelvis (Sebastes norvegicus), die in het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan leeft, wordt nu en dan in Nederland aangevoerd en is ook enkele malen aan de Nederlandse kust gevangen.
2. Triglidae of Ponen, waarbij de kop gepantserd is en de borstvin 3 vrije stralen heeft. De Grauwe of Kleine Poon, Trigla gunardus, ook wel Knorhaantje genoemd, komt in de zomer talrijk aan de Nederlandse kust voor. De Rode Poon, T. lucerna (vroeger: T. hirundo) is eveneens een zomervis, maar minder algemeen.
3. Synanceiidae, meest monsterachtige, enigszins samengedrukte vissen. Bij enkele geslachten zijn 2 of 3 stralen van de borstvin vrij. De soorten van Synanceia (Maleis: Ikan Setan) worden zeer gevreesd. De scherpe rugvinstekels zijn nl. van gifklieren voorzien, die zelfs dodelijke verwondingen kunnen veroorzaken. Synanceia is verspreid aan de kusten van de Indische Oceaan en het westelijke deel van de Stille Oceaan.
4. Cottidae of Donderpadden, waarbij de aarsvin geen stekels bevat en het lichaam meest onbeschubd is. Cottus scorpius, de Zeedonderpad, met twee doornvormige uitsteeksels op de neus, is algemeen langs de Nederlandse kust en in brakke riviermonden. C. gobio, de Rivierdonderpad, met gladde neus, komt in Nederland zowel in beken en rivieren als in stilstaand water voor.
5. Agonidae, eveneens zonder aarsvinstekels, maar met gepantserd lichaam. Agonus cataphractus, het Harnasmannetje, wordt in Nederland vooral in de Waddenzee en de Zeeuwse stromen gevonden.
6. Cyclopteridae. In deze familie zijn de buikvinnen tot een zuigschijf vergroeid. Van Snotolf (meestal ten onrechte Snotdolf gespeld), Cyclopterus lumpus, die tot 50 cm lang wordt, komen vooral jonge visjes aan de Nederlandse kust voor, de Slakdolf, Liparis liparis, die meer gestrekt is en niet groter wordt dan 12 cm, is in Nederland vrij zeldzaam.
7. Gasterosteidae of Stekelbaarzen. Bij deze welbekende vissen heeft het eerste gedeelte van de rugvin de vorm van een rij vrije stekels. Het lichaam is met schilden bedekt. De Zeestekelbaars, Spinachia spinachia, heeft 14-17 rugvinstekels. Dit visje is in Nederland niet algemeen en is alleen talrijk in de Oosterschelde. De Driedoornige Stekelbaars, Gasterosteus aculeatus, die meestal „Stekeltje” genoemd wordt, met 2-5 rugvinstekels, is in het zoete water van Nederland zeer algemeen, zelfs in de stadsgrachten. De Tiendoornige Stekelbaars, Pungitius pungitius, met 9-10 rugvinstekels, is de kleinste Nederlandse zoetwatervis die bij uitzondering 7 cm lang wordt. Verspreid in zoet en brak water.
8. Dactylopteridae, met een paar geslachten uit de Middellandse Zee en de warme gedeelten van de Atlantische Oceaan, de Indische Oceaan en het westelijk deel van de Stille Oceaan. De borstvinnen zijn lang en stellen deze vissen in staat boven het water te zweven, zoals de echte vliegende vissen (zie geepvissen).

PROF. DR L. F. DE BEAUFORT

< >