Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Indische oceaan

betekenis & definitie

De natuurlijke grenzen van de Indische Oceaan zijn in het N. Azië, in het Z.

Antarctica, in het W. Afrika, in het O. Australië. Hierbij voegt zich nog de grens met de Grote Oceaan, gevormd door de kortste verbindingslijnen over de straten tussen Malakka, Sumatra, Java en de Kleine Soenda-eilanden en van de zuidpunt van Timor in Z.O.-richting naar Australië (Kaap Londonderry). Zuiver kunstmatig zijn de grens met de Atlantische Oceaan, de meridiaan over Kaap Agulhas in Z.-Afrika (20° O.L.v.Gr.), en die met de Grote Oceaan, de meridiaan van de Zuidkaap van Tasmanië (1470 O.L.v.Gr.).Tot de rand- en binnenzeeën behoren de Golf van Aden met de Rode Zee, de Golf van Oman met de Perzische Golf, de Andamanse Zee met Straat Malakka en ten slotte de Straat van Mozambique. De Arabische Zee en de Golf van Bengalen moet men tot delen van de open oceaan rekenen.

De Indische Oceaan is de kleinste van de drie oceanen; zijn oppervlakte bedraagt 73,4 millioen km2 zonder, 74,9 millioen km2 met de bijzeeën. Hij ligt voor het grootste deel op het zuidelijk halfrond.

Diepte.

Men treft in de Indische Oceaan één zeer diepe trog aan, de Java-trog of Soenda-trog bezuiden Java en de Kleine Soenda-eilanden (7450 m). Deze trog hangt samen met de grote tektonische bewegingen langs de randen van het Aziatische continent, die bij het artikel „Grote Oceaan” besproken zijn. Ook langs de zuidrand van Azië ligt een belangrijk aardbevingengebied, de Mediterrane Gordel, die in de Middellandse Zee aanvangt en hiernaar genoemd is.

In de Indische Oceaan ligt een centrale rug, beginnende bij Voor-Indië als Tsjagos-rug, waarop de Lakkadiven, de Malediven, Tsjagos-eiland en Diego Garcia, zich voortzettende als de Centraal-Indische Drempel tot Nieuw Amsterdam en St Paul en vandaar naar Antarctica als Kerguelendrempel (Kerguelen-, Macdonald- en Heardeiland). Aan de westzijde scheiden de Murray-rug (op de bodem van de Arabische Zee) en de Carlsberg-rug het Arabische Bekken (4570 m) van het Somali-bekken (5360 m). Zuidelijk hiervan verbindt de Mozambique-drempel Madagascar met Afrika. De Seychellen, Amiranten, Réunion, Mauritius en Rodriguez liggen op de Maskarenen-rug. Het Madagascar-bekken, ten Z. en O. van Madagascar, bereikt diepten van 5000-6000 m. Het wordt door de Crozet-drempel (Crozet- en Prins-Eduard-eiland) gescheiden van het Kaapbekken in de Atlantische Oceaan en het Indisch-Atlantische Zuidpolaire Bekken.

De westelijke helft van de Indische Oceaan vertoont met haar drempels en bekkens enige overeenkomst met de Atlantische Oceaan in tegenstelling tot de oostelijke helft. Aan de O.-zijde van de centrale rug ligt van Voor-Indië tot bezuiden Australië het onafgebroken Indisch-Australische Bekken met een grootste diepte van 6460 m. Hier steken alleen Christmas-eiland en Cocos-eiland boven zee uit. De centrale rug bezit een zijdrempel naar het O. (Macquerie-drempel), die met een bezuiden Tasmanië N.Z.-lopende rug dit bekken begrenst. In het uiterste Z.O. treft men dan nog het Indisch-Zuidpolaire Bekken aan (4820 m).

Zoutgehalte, temperatuur en stromen,

zowel aan de oppervlakte als in de diepte, gedragen zich op het zuidelijk halfrond in hoofdzaak als in het overeenkomstige deel van de Atlantische Oceaan.

De oppervlaktestromen zijn de volgende: de Zuid-Aequatoriale stroom, de Mozambique-stroom, de Westenwinddrift, de koude W.-Australische stroom. Een voortzetting van de Mozambiquestroom, de zeer krachtige Agulhas-stroom, dringt om de Kaap heen naar de Atlantische Oceaan.

Benoorden de evenaar worden de zeestromen beheerst door de moesson winden. Tijdens de N.O.-moesson in de noordelijke winter loopt er in de Golf van Bengalen en Arabische Zee een westelijke driftstroom, die vooral zuidelijk van Ceylon krachtig is. Bij Sokotra dringt een gedeelte de Rode Zee binnen, een ander deel trekt langs de Afrikaanse kust naar Z.W. Tijdens de Z.W.-moesson in de noordelijke zomer trekken oostelijke stromingen van de Arabische Zee naar de Golf van Bengalen. De Aequatoriale Tegenstroom is het sterkst ontwikkeld tijdens de Z.W.-moesson. Hij bereikt de westkust van Sumatra, terwijl hier dan de N.W.-moesson waait, en wordt door deze nog versterkt.

Getijden.

Van de loop van de getijgolven op de Indische Oceaan is maar weinig bekend. De waarnemingen op de kusten en de schaarse eilanden zijn te gering in aantal om een juist inzicht in de loop van het getij op de open oceaan te kunnen verkrijgen. In het Z. loopt het van O. naar W.

Klimaat.

Het klimaat benoorden de evenaar wordt door de moessons bepaald, in het O. die tussen Azië en Australië, in het W. die tussen Azië en Afrika. Zij werden hierboven bij de zeestromen reeds besproken. Op het zuidelijk halfrond is het klimaat overwegend maritiem. Op de kust van Australië doet zich het hier heersende woestijnklimaat gelden. Zware stormen kunnen op deze oceaan voorkomen van hetzelfde karakter als de taifoen op de Chinese kust. Ze zijn veelvuldig in de Golf van Bengalen in Mei en October, in de Arabische Zee in Mei en Juni, in de omgeving van Madagascar van Januari tot Maart.

Ontdekking en bevaarbaarheid.

De Indische Oceaan is vnl. van Kaap de Goede Hoop uit ontdekt. Vasco da Gama bereikte langs deze weg in 1498 Voor-Indië. Met de gebrekkige navigatiemiddelen van de volgende eeuwen was een veel gekozen route eerst oostelijk naar Australië en dan noordelijk naar Java. De W.-kust van Australië werd in 1644 door Abel Tasman in kaart gebracht.

De zeevaartweg om de Zuid heeft veel van zijn belang ingeboet na de aanleg van het Suez-kanaal.

PROF. DR s. W. VISSER

Lit.: G. Rogers, The Indian Océan (London 1932) ; G. Schott, Géographie des Indischen und Stillen Ozeans (Hamburg 1935) ; H. U. Sverdrup, M. W.

Johnson and R. H. Fleming, The Océans, their physics, chemistry and general biology (New York 1942).