Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SAVIGNY, friedrich karl von

betekenis & definitie

Duits jurist (Frankfort a. d. Main 21 Febr. 1779 - Berlijn 25 Oct. 1861), geboren uit een vermogende, oorspronkelijk uit Lotharingen stammende familie, werd op 13-jarige leeftijd wees, studeerde in Marburg, promoveerde in 1800, werd in 1803 buitengewoon hoogleraar te Marburg en huwde in hetzelfde jaar de Katholieke Kunigunde Brentano, de zuster van Clemens en Bettina Brentano.

Nadat hij door zijn werk Das Recht des Besitzes (1803, 7de dr. 1865) grote roem verworven en onderscheiden wetenschappelijke reizen in Duitsland en Frankrijk volbracht had, werd hij in 1808 professor te Landshut en in 1810 te Berlijn, in 1816 geheim justitieraad, in 1817 lid van de Staatsraad, in 1819 lid van het Hof van Revisie in de Rijnprovincie, in 1826 lid der commissie van wetsherziening, in 1842 minister van Wetgeving in Pruisen, een ambt, speciaal voor hem door de koning geschapen. Von Savigny is de stichter van de historische school die in de 19de eeuw lange tijd de opvattingen omtrent recht en wet geheel beheerste en ook daarna en nog heden van grote invloed is.

Zijn historische rechtsopvatting heeft hij uiteengezet in een kort geschrift Vom Beruf unsrer Zeit für Gesetzgebung und Rechtswissenschaft (1814), waarin hij betoogde dat zijn tijd niet rijp was voor de totstandbrenging van een codificatie van het recht, die door anderen (bijv. A. F. J. Thibaut) bepleit was. Door zijn systematische geschriften schiep hij de dogmatische, rationalistische en nog sterk natuurrechtelijke en zeker niet historische methode van beoefening van het Romeinse — en dat wilde destijds zeggen het geldende — privaatrecht, die in de 19de eeuw als Pandectistiek in zwang was, terwijl zijn grote bronnengeschiedenis over het Romeinse recht in de Middeleeuwen wel op vele punten aangevuld en verbeterd, maar tot heden als geheel niet vervangen is. Door zijn onderwijs, zijn werken en door zijn persoonlijkheid was hij zo niet de grootste dan toch de belangrijkste jurist van de vorige eeuw.

PROF. MR H. R. HOETINK

Bibl.: Gesch. des röm. Rechts im Mittelalter (2de dr., 7 dln, 1834-1851); System des heutigen röm. Rechts (8 dln, 1840-1849); Obligationenrecht (vervolg, 2 dln, 1851-1853); uitgave van Zeitschr. für geschichtl. Rechtswissenschaft (met Eichhorn e.a., 15 dln, 1815-1850); Vermischte Schriften (5 dln, 1850).

Lit.: Adolf Stoll, Fr. K. v. S., ein Bild s. Lebens, 3 dln (1939); Franz Zwilgmeyer, Die Rechtslehre S.’s (1929); E. Wohlhaupter, Dichterjuristen I (Tübingen 1953).

< >