Hongaars taalkundige en reiziger (Körös 4 Apr. 1784 - Dardjeeling 11 Apr. 1842), werd reeds jong door het verlangen gegrepen het oorspronkelijk vaderland van zijn volk vast te stellen. Hij kon pas in 1819 dit pian ten uitvoer brengen.
Hij trok eerst door de Balkan naar Palestina vanwaar hij gedeeltelijk te voet de reis naar Teheran voortzette. Daar leerde hij Engels en Perzisch en vervolgde toen zijn tocht over Chirassan, Boechara, Kaboel, Lahore en door Kasjmir naar Tibet, waar hij van 1827-’30 als monnik verkleed in Boeddhistische kloosters vertoefde en de eerste Tibetaanse grammatica en het eerste Tibetaanse woordenboek schreef. In Calcutta werd hij erelid van de Asiatic Society of Bengal, terwijl hij daarna als bibliothecaris van dit genootschap optrad. Van 1835-1837 begaf hij zich opnieuw naar het Himalaya gebergte. In 1842 wilde hij zich naar I.hasa begeven. Op 24 Mrt 1842 kwam hij te Dardjeeling aan, alwaar hij overleed.Bibl.: A Grammar of the Tibetan Language (Calcutta 1834); Essay towards a Dictionary Tibetan and English (ald. 1834).
Lit.: Th. Duka, Life and Works of A. Csoma de Körös (London 1885); J. Schmidt, Körösi Csoma Sindor, in: Körösi Csoma Archivum I (1921).
