Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Boechara

betekenis & definitie

(1) Bochara, Bokhara of Boekharije is de naam van een vroeger vorstendom in Centraal-Azië, thans deel uitmakende van de Soc. Sovjetrepubliek Oezbekistan. In 1870 werd het land Boechara door de Russen bezet; in 1873 erkende de emir het Russisch oppergezag.

Tot de Russische revolutie vormde het emiraat, met het khanaat van Khiva en Russisch Turkestan, Russisch Centraal-Azië. In 1919 vestigde het Sovjetbewind hier zijn macht. In Aug. 1920 werd de emir verdreven en een sovjet-volksrepubliek uitgeroepen. In de herfst van 1924 besloten Turkestan, Boechara en Khiva tot gebiedsuitwisseling op grondslag van de nationaliteiten; terzelfder tijd werd Boechara een socialistische republiek. In Mei 1925 werd deze republiek in de nieuw gevormde republiek Oezbekistan opgenomen.Onder de naam Boechara werden indertijd twee landen in Centraal-Azië begrepen. Groot-Boekharije of het khanaat van Boechara omvatte het Z.O. deel van West-Turkestan en werd door de sedert 1500 hier heersende Oezbeken ook wel Oezbekistan of Oezbekië genoemd. Onder Hoog- of Klein- Boekharije verstond men vroeger wel Oost-Turkestan of Toerfan, ofschoon bij de landsbewoners deze naam niet bekend was.

Boechara wordt in het N. ongeveer begrensd door uitlopers van het Tien-Sjangebergte, in het O. door het plateau van Pamir; in het Z. en Z.W. vormt de Amoe de grens. Aan de noordzijde ligt Russisch Turkestan, in het O. het Pamirgebied, in het Z. Afghanistan, in het W. het Russische Transkaspische gebied. Oppervlakte ruim 200.000 km2.

Ofschoon tussen 36 en 41° N.Br. gelegen, met een gemiddelde hoogte van 360 m, stijgt in de zomer de temp. regelmatig tot boven 30 gr. C., soms wel tot boven 40 gr. C.; de winters zijn zeer koud (-30 gr. C.). Sneeuw valt regelmatig, maar regens zijn zeldzaam, zodat de velden kunstmatig bevloeid moeten worden. De bebouwde velden zijn beperkt tot de rivierdalen, vooral van de Amoe en zijrivieren, waarvan de Zerafsjan de voornaamste is. Daarin en aan het einde daarvan liggen de bevloeide akkers op de vruchtbare löss, welke de lagere heuvels en de dalen bedekt.

In Boechara bestaat het irrigatiesysteem uit 80 grotere kanalen, die een oppervlakte van 4140 km2 van water voorzien. In het verleden waren deze vruchtbare oasen tussen steppen en woestijnen even zovele staatjes. Hun onderlinge geschillen hadden meestal hun ontstaan in de begeerte naar water, want dit betekende rijkdom en macht. Invallen van nomadenstammen deden vele bevloeiingswerken te gronde gaan met als gevolg dat het woestijnzand vele vruchtbare velden bedekte. Pas in de allerlaatste jaren is men er in geslaagd sommige oasen haar oorspronkelijke uitgestrektheid weer te geven. Onder de vele gewassen neemt katoen verreweg de belangrijkste plaats in; vruchtenteelt is eveneens op de voorgrond gekomen, terwijl de aanplant van moerbeien (voor de zijdecultuur) in de oorlogsjaren op grote schaal heeft plaats gehad.

De veeteelt is vrij belangrijk. De bodem bevat aardolie, steenkolen, koper, ijzer, lood, enz. De bevolking, ruim 3 millioen zielen, is vrijwel geheel in het geïrrigeerde gebied woonachtig. De Boecharen zijn streng gelovige Soennieten, evenals de Afghanen en Turkmenen; dit leidde in de beginne tot moeilijkheden met de Sovjet-Unie. Van en naar Boechara gingen vroeger de karavaanwegen naar China, Afghanistan en Perzië. In het laatst van de vorige eeuw werd de Transkaspische spoorweg aangelegd en deze heeft veel van het verkeer aan zich getrokken.

Geschiedenis.

Over Boechara in vóór-Mohammedaanse tijd is weinig bekend, hoewel de stad waarschijnlijk veel ouder is. Dat de naam moet worden afgeleid van het Indisch woord vihara, dat een Boeddhistisch klooster aanduidt, is niet onmogelijk. De Arabische veroveraars, die ca 700 deze streken bereikten, vonden er de inheemse dynastie van de Buchārchoda’s, welke aanvankelijk, maar niet zonder moeilijkheden, onder de Arabische heerschappij bleef bestaan. De Arabieren verloren in 729 de stad zelfs voor korte tijd aan de Turken. Allengs werd de stad en omgeving grondig geïslamiseerd en verloor de nationale dynastie haar betekenis. Sedert 873 behoorde Boechara tot het gebied van de Samanieden, die er een van hun residenties van maakten en de stad met belangrijke bouwwerken versierden.

In 1004 werden de Samanieden opgevolgd door de dynastie der Karachanieden en in 1218 werd Boechara ingelijfd bij het chanaat van Tsjagatai, dat zich uitstrekte van het Altaïgebergte tot aan de Oxus (Amoe). In 1369 werd Timoer emir van Boechara. Hij vestigde zijn zetel te Samarkand, bracht zowel deze stad als Boechara tot grote bloei, bevorderde de landbouw door de aanleg van bevloeiingskanalen en legde een uitgebreid wegennet aan. Het land werd sindsdien beheerst door Turkse dynastieën, behorende tot de stam der Oezbeken en kwam weer enigszins tot bloei onder de emir Said (1803-1826). Deze bloei eindigde echter reeds onder diens opvolger Nasroellah (1826-1860), die berucht was wegens zijn fanatisme, waaronder veel Europese reizigers te lijden hadden. Hij liet de Engelse overste Stoddart en kapitein Conolly na vele mishandelingen 17 juni 1842 ter dood brengen en weigerde alle bescherming aan een Russische expeditie.

Toen in 1865 de Russen Tasjkent onder hun protectoraat gesteld hadden, trad de emir van Boechara, Mozaffar-Eddin, vijandelijk tegen hen op, werd 20 Mei 1866 door de Russen verslagen, waarop dezen 5 Juni Chodsjent bestormden en 29 Aug. Tasjkent bij het Russische rijk inlijfden. In 1868 sloot de emir vrede, waarbij hij aan de Russen de steden Samarkand en Katta-koergan, benevens de daarbij behorende landstreken (het bovengedeelte van het dal van de Zerafsjan) afstond, zich verplichtte tot betaling van een belangrijke schadeloosstelling en bescherming beloofde aan de Russische handel. In 1917 werd de emir gedwongen een grondwet te geven en eindelijk zelfs gedwongen het land te verlaten. In 1924 kwamen in de plaats van de Sovjetrepublieken Boechara en Khiwa die van Oezbekistan, Tadjikistan, Turkmenistan en de autonome gebieden der Kara Kirgiezen en Kara-Kalpaken.

Lit.: H. Vambéry, Gesch. Bocharas, 2 dln (1872); V. Barthold, Turkestan (1927).

(2) eertijds de hoofdstad van het emiraat, telt thans meer dan 50.000 inw. In het stadsbeeld weerspiegelt zich de geschiedenis van dit deel van Azië. De stad ligt op 240 m hoogte, in een door woestijnen omgeven oase in het dal van Miaukale. Het oude gedeelte, gebouwd in de vorm van een driehoek, heeft nauwe straten met lage lemen huizen, die rondom binnenplaatsen zijn gelegen. Talrijke kanalen en waterbekkens voorzien de stad van water. De vorst bewoonde een kasteel, dat in het centrum van de stad zich op een heuvel verheft en door een muur is omsloten.

Als belangrijke koopstad bezit Boechara een aantal karavansera’s en bazars. Onder de gebouwen nemen de prachtige moskeeën met haar hoge minarets en de medrissa’s (Mohammedaanse scholen) een eerste plaats in. Het schoonste gebouw is de moskee Mirgharab, in een vierkant van 95 m lengte gebouwd met een koepel van 32 m hoogte. De stad gold na Constantinopel als de hoofdzetel van de Islam, met de bijnaam i-Sjerif, d.w.z. „de heilige” en is van oudsher het middelpunt van de Middenaziatische beschaving. Ze heeft talrijke fabrieken voor zijden en katoenen stoffen. Bij het station van de Centraal-aziatische (vroeger Transkaspische spoorweg) is een geheel op moderne leest geschoeide nieuwe stad verrezen.

H. A. BOMER

< >