Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SAGA

betekenis & definitie

(wel te onderscheiden van sage) is de naam voor een aantal prozaverhalen in het Oudnoors, waarvan de inhoud van zeer verschillende aard is. Zij zijn ons overgeleverd in handschriften van de 13de tot de 15de eeuw en een aantal jongere papierafschriften.

Veel van deze literatuur is veroren gegaan, maar toch is er een groot aantal saga’s bewaard. De saga’s omvatten de volgende groepen:1. familiesaga’s;
2. koningssaga’s;
3. fornaldarsaga’s.

De inhoud en de oorsprong van deze groepen zijn zeer verschillend.

Familiesaga’s.

Dit zijn in engere zin de eigenlijke saga’s, die de geschiedenis berichten van IJslandse families, in hoofdzaak uit de tijd der kolonisatie, dus tussen 870 en 930. Zij zijn in zekere zin dus historische documenten, daar de personen zowel als de gebeurtenissen waar zijn. Zo werden door latere opgravingen verschillende details van de beschrijving van een brand in de Njálssaga bevestigd. Toch moet men dit karakter van geschiedbron niet overdrijven. Doordat er ca twee eeuwen verliepen tussen de in de saga beschreven gebeurtenissen en het te boek stellen daarvan, onderging de voorstelling der feiten allerlei veranderingen. De verhalen kregen daardoor ook een afronding en concentratie om bepaalde grote figuren, waardoor het historische beeld werd verschoven, maar de kunstwaarde verhoogd werd.

De levendigheid van stijl, de voorliefde voor de dialoog, de scherpe karakterisering zijn eveneens het gevolg der mondelinge overlevering. Toch mag men zich niet voorstellen, dat de bewaarde saga’s slechts de optekening van geheel gevormde mondelinge saga’s waren, want eerder was het er zo mede gesteld, dat in de orale traditie een reeks van onderling losjes verbonden, min of meer anekdotische tafereeltjes in omloop waren, die dan in de loop van de 12de eeuw door een aantal begaafde kunstenaars tot een groter geheel werden samengevoegd. Zij zijn dus stellig als bewuste kunstscheppingen te beschouwen; elke saga vertoont haar eigen kenmerken en soms is de hand van een man met historische belangstelling duidelijk te herkennen. Tot de beste voorbeelden behoren de saga’s van Egill Skallagrímsson, van Njáll, van de Eyrbyggjar en de Laxdoelir, van Gísli, Grettir enz. Daarnaast komen ook saga’s voor, die personen van Groenland, de Færoër en de Orkaden behandelen. De beste munten uit door een levendige stijl en een treffende karaktertekening en het is slechts te verklaren door de onbekendheid met de taal, dat zij in de literatuur der Middeleeuwen niet een belangrijke plaats innemen.

Koningssaga’s zijn de levensbeschrijvingen van de Noorse koningen, in oorsprong en wezen dus zuiver historische werken. Het zijn ook deze saga’s, die het eerst te boek zijn gesteld. Geheel in overeenstemming met de middeleeuwse gewoonte begon men in het Latijn te schrijven, maar het werk van Sæmundr is niet bewaard gebleven, dan alleen in de bewerking van jongere schrijvers, die de landstaal gebruikten. Toch gaat de impuls uit van kerkelijke kringen; de beide Olafs, die het Christendom in Noorwegen hebben ingevoerd, de eerste Olaf Tryggvason bovendien als de koning, die zich beijverd heeft IJsland te kerstenen, de tweede als heilige, hadden de belangstelling van de IJslandse geestelijkheid, die van hen een soort heiligenlevens wenste te bezitten; dat verklaart ook, dat in de oudste redacties de legendarische trekken een zeer grote plaats innemen.

Daarnaast kwam echter van geheel andere zijde een aanleiding tot het opstellen van een dergelijke saga: koning Sverrir liet, gedeeltelijk op eigen dictaat, door de in Noorwegen vertoevende IJslandse abt Karl zijn leven te boek stellen (ca 1185). Twee centra van geheel verschillend karakter vormen zich nu weldra op IJsland: in het N. het klooster van Thingeyrar, waar naast de legendarische saga de contemporaine biografie beoefend werd, beide in de landstaal te boek gesteld; in het Z. de school van Sæmundr, die veel meer historisch georiënteerd was en waaruit als belangrijke figuur Ari de Wijze is voortgekomen, de geleerde, die het eerst een chronologie voor de geschiedenis van IJsland en de Noorse koningen heeft opgesteld. Als deze beide stromingen samenvloeien, ontstaat de koningssaga, die, door het afwerpen der legendarische trekken, steeds meer het zuiver historische karakter nadert, maar die anderzijds er naar streeft een levendig, boeiend verhaal te zijn. Het hoogtepunt van deze historiografie is de Heimskringla van Snorri Sturluson, waarin met name de biografie van Olaf de Heilige het grootste deel der Westeuropese geschiedschrijving uit die tijd verre overtreft.

Fornaldarsaga is, zoals de naam aangeeft, de saga van „de oude tijd”, zo genoemd, omdat de daarin behandelde gebeurtenissen lang voor de ontdekking van IJsland zouden hebben plaatsgehad. Gemeenschappelijk kenmerk van deze verhalen is het onhistorische karakter, al is daarmede niet gezegd, dat zij geheel los van de werkelijkheid zouden staan. Eensdeels zijn het verhalen van oude heldenfiguren, gedeeltelijk samengesteld op grond van gedichten, die soms verloren gegaan zijn (zo de Völsungasage, de saga’s van Hervör, Hálfr enz.), anderdeels vertellen zij van beroemde mannen uit de Wikingtijd (zoals Ragnar lodbrók), soms ook zijn het geheel sprookjesachtige sagen, waarin allerlei zowel in- als uitheemse vertelstof verwerkt is. Dan heten zij ook wel, met zekere geringschatting, leugensaga. Dit genre, dat zich nog lang handhaaft, ook als de andere soorten reeds lang niet meer beoefend worden, reikt daarom niet minder ver in het verleden terug; het oudste getuigenis voor het reciteren van saga’s (1119) vermeldt juist saga’s van dit genre. Vooral in deze vertellingen, die in aesthetisch opzicht op een veel lager peil staan, weerspiegelen zich de talrijke culturele invloeden, waaraan Skandinavië in de Wikingtijd was blootgesteld, zowel Ierse als Russische motieven zijn aan te wijzen en als de vertalingen der Franse romans tot stand zijn gekomen, stroomt ook de Westeuropese literatuur binnen en overstroomt ten slotte de oude, uit eigen traditie voortgekomen literatuur.

Bibl.: Uitgaven in de Altnordische Sagabibliothek (Halle a. Saale) en in het Samfund til Udgivelse af gammel Nordisk Litteratur (København); uitstek, vert. in de Serie Thule (Jena).

Lit.: Craigie The Icelandic Sagas (Cambridge 1913); R. Heinzel, Beschreibung der isländischen Saga (Wien 1880); W. P. Ker, Epic and Romance (London 1897); A. Heusler, Die Anfänge der isländischen Saga (Berlin 1914); G. Neckel, Artikel Saga in Hoop’s Reallexikon der germanischen Altertumskunde (dl IV, Strassburg 1918-1919); Knut Liestöl, Upphavet til den islendske Ættesaga (Oslo 1929).

< >