Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

‘s rijks MUNT

betekenis & definitie

waar in Nederland het geld vervaardigd wordt, is gelegen aan de kruising van Merwedekanaal en Leidsche Rijn te Utrecht, de stad waar reeds in de 7de eeuw munten werden geslagen, waar in 937 aan bisschop Balderik het recht munt te slaan werd verleend, waar in de 16de eeuw de „provinciale” Utrechtse Munt was gevestigd en welke plaats Lodewijk Napoleon in 1806 als enige Munt in het Koninkrijk aanwees. Van 1647-1911 is de Munt gevestigd geweest op een terrein van het voormalige St Cecilia-klooster tussen Neude en Oudegracht, waar thans het monumentale postkantoor staat.

De tegenwoordige inrichting is modern geoutilleerd en voldoet in alle opzichten aan de eisen aan een munthuis te stellen, met electrische smelt- en gloeiovens, nauwkeurige walswerken en snellopende muntpersen, zodat een grote productie kan worden verkregen. Nu door de gewijzigde staatkundige verhoudingen ten opzichte van de overzeese gebiedsdelen de Munt alleen de binnenlandse metaalcirculatie heeft te verzorgen, is de capaciteit feitelijk te groot geworden. Het is dan ook een gelukkige omstandigheid dat zeer belangrijke opdrachten voor aanmaak van specie door de IndonesischeRegering aan ’s Rijks Munt zijn verstrekt. Ook in de jaren 1923/’24 en 1924/’25 was het gelukt niettegenstaande scherpe concurrentie van andere munthuizen opdrachten voor de vervaardiging van vreemde munten resp. voor de vrije stad Dantzig en Polen te verkrijgen.Behalve met de eigenlijke muntwerkzaamheden houdt ’s Rijks Munt zich bezig met de vervaardiging van verschillende soorten stempels voor andere rijksdiensten als P.T.T., ijk en waarborg. Verder met de levering van medailles zowel voor het Rijk als voor particulieren, de vervaardiging van kruisen der Nederlandse ridderorden enz.

In een der zalen bevindt zich een zeer belangrijke verzameling vaderlandse munten van de oudste tijden tot heden, die in het midden der 19de eeuw nog bijtijds is aangelegd door de toenmalige „waardijn” van ’s Rijks Munt en die, evenals trouwens de fabriek zelf, na aanvraag bij ’s Rijks Muntmeester voor liet publiek te bezichtigen is.

Aan ’s Rijks Munt is verder verbonden het Muntdepot, waar steeds een voldoende voorraad der verschillende pasmuntsoorten wordt aangehouden en waaruit wekelijks de „centrale” postkantoren hun voorraad aangevuld kunnen krijgen of waaraan deze een te veel aan pasmunt kunnen toezenden.

Munttechniek

De vervaardiging van metalen geld, nog steeds aangeduid als het slaan van munten, herinnering aan vroeger tijden, komt in hoofdzaak neer op het maken van de metalen schijven, in de munttechniek platen genoemd en het door inpersen van een gravure in deze platen veranderen tot munt. De metalen, die voor munten bijna uitsluitend worden gebezigd, zijn: goud, zilver, zuiver nikkel, muntnikkel (25 pct nikkel en 75 pct koper) en brons (gewoonlijk 95 pct koper, 4 pct tin en 1 pct zink). Het in de bezettingstijd voor de noodmunten gebezigde zink is zowel wegens de betrekkelijke zachtheid als wegens de kleur, mede in verband met de vervaardiging van falsificaten, uit munttechnisch oogpunt ten enen male af te keuren. Het goud en zilver worden nooit in zuivere toestand gebruikt, doch steeds ter wille van groter hardheid en dus minder slijtage met andere metalen, vnl. koper, gelegeerd.

Voor het vervaardigen van een bepaalde muntsoort wordt de betreffende legering gemaakt door de benodigde bestanddelen in kroezen samen te smelten en daarna in staven (tinnen genaamd) te gieten. Deze worden nu tussen walsen uitgeplet tot de dikte der te vervaardigen munt, doch daarbij neemt de hardheid van het metaal toe, zodat het door nagloeien tot de oorspronkelijke toestand moet worden teruggebracht. De door het pletten verkregen repen metaal worden nu onder de ponsmachine geplaatst die er schijven (muntplaten genaamd) ter grootte van de te maken munt uit ponst, waarna de platen opnieuw worden uitgegloeid. Zilveren munten zijn daardoor zwart geworden, door de vorming van koperoxyde en koperoxydule. Daarom moeten ze witgekookt (geblancheerd) worden. Dit geschiedt met verdund zwavelzuur waaraan kaliumpermanganaat is toegevoegd.

De laatstgenoemde stof is nodig om het in verdund zwavelzuur onoplosbare oxydule in oxyde om te zetten, dat wel oplost. Door deze bewerking verdwijnt het koper uit de buitenste laag, die nu uit zuiver zilver bestaat en dit verklaart dat munten van verschillend zilvergehalte toch hetzelfde uiterlijk vertonen. De geblancheerde platen worden daarna gepolijst en gedroogd.

De platen moeten nu gestempeld worden en daarbij moet er op gerekend worden dat de munten straks gestapeld moeten kunnen worden, waarbij ze met de randen op elkaar moeten steunen. De hoogte van de rand is dus tevens het hoogste punt van het reliëf. In de opzetpers wordt daarom een zijdelingse druk uitgeoefend die de rand iets opstuikt. De metaalplaten worden nu machinaal gewogen en gesorteerd in goede, lichte en zware platen. De lichte gaan naar de smelterij terug, de zware worden afgeslepen en opnieuw gewogen.

Tegenwoordig werken de pletwalsen zo nauwkeurig dat het stuk voor stuk wegen alleen nog bij goud wordt toegepast.

Bij guldens en rijksdaalders die voorzien zijn van een randschrift wordt dit nu eerst op de platen aangebracht.

Ten slotte wordt dan de plaat tot munt gestempeld. In de muntpers worden de platen tussen twee stalen muntstempels die de gravures van voor- en achterzijde bevatten, aan een sterke druk onderworpen. Moderne persen maken 100-120 slagen in de minuut hetgeen een productie van ca 310 000 stuks per week is. Voordat ze in circulatie gaan worden ze in de overlookingmachine aan nauwkeurige inspectie onderworpen.

De munten worden dan verpakt in zakken, inhoudende 1000 stuks voor kwartjes, dubbeltjes en centen en 500 stuks voor stuivers. Het aftellen geschiedt in, aan ’s Rijks Munt in eigen bedrijf vervaardigde, tel-automaten. De munten worden door de zgn. centrale postkantoren in circulatie gebracht.