Nederlands anatoom (’s-Gravenhage 23 Mrt 1638 - Amsterdam 22 Febr. 1731), studeerde in de geneeskunde te Leiden en te Franeker en werd in 1665 hoogleraar in de anatomie te Amsterdam, waar hij sinds 1685 ook plantkunde doceerde.
Hij is de ontdekker van de kleppen in lymph- en chylusvaten en beschikte over een methode om de fijne bloedvaten met een verstijvende massa op te spuiten. Hierdoor zowel als door zijn liquor balsamicus ter conservering van anatomische praeparaten verkreeg hij een grote vermaardheid. Hij stichtte het eerste anatomisch museum en verkocht in 1717 een gedeelte van zijn verzameling aan Peter de Grote, een ander deel aan Stanislaus, koning van Polen, ten behoeve van de universiteit van Wittenberg.
Bibl.: Dilucidatio valvularum in vasis lymphaticis et lacteis (1665); Opera anatomico-medico-chirurgica (1737); Thesaurus anatomicus, 10 dln (1701-’16).