Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Rombout HOOGERBEETS

betekenis & definitie

rechtsgeleerde en staatsman (Hoorn 24 Juni 1561 - Wassenaar 7 Sept. 1625), werd in 1584 doctor in de rechten.

De regering van Leiden droeg hem in 1590 het ambt op van raad en pensionaris der stad, terwijl de curatoren der hogeschool hem tot secretaris benoemden. In 1596 werd hij lid van de Hoge Raad van Holland en Zeeland. In 1611 nam hij deel aan het gezantschap naar de hoven van Denemarken en Zweden, om zo mogelijk een einde te maken aan de oorlog tussen die beide Staten. In de twisten tussen kerk en overheid huldigde hij met de minderheid van de H.R. het beginsel der volstrekte souvereiniteit van het gewest en was er tegen, dat de Raad rechtsingang verleende aan hen, die uit een stad waren verbannen. Het aanbod van Leiden, om er weer als pensionaris op te treden, aanvaardde hij dan ook met blijdschap (30 Nov. 1617). In dit ambt nam hij opnieuw zitting in de vergadering der Staten, was met Hugo de Groot een ijverig medewerker van Oldenbarnevelt en behoorde dan ook tot de Hollandse deputatie naar Utrecht tegenover Maurits (Juli 1618). Hierdoor haalde hij zich het misnoegen van prins Maurits op de hals; hij werd 29 Aug. 1618 met goedkeuring der Staten-Generaal door de Prins in hechtenis genomen.

Na een afschuwelijke kwelling in de slechte gevangenis en het zeer partijdige, langgerekte verhoor werd hij 18 Mei 1619 veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf met verbeurdverklaring van zijn goederen. Met De Groot werd hij naar Loevestein overgebracht. Na Maurits’ dood mocht hij 2 Aug. 1625 Loevestein verlaten en zich in Wassenaar vestigen, op het huis Te Weer, waar hij na een maand overleed.

Bibl.: Achter de Inleiding tot de Hollandsche rechtsgeleertheid van Hugo de Groot: Van het aenleggen ende volvoeren der processen van de respective Hoven van Justitie in Holland (1631, het laatst in de uitg. v. 1767); Memorie ter gedachtenis voor zijne kinderen, op Loevestein gesteld (een verdediging van zijn handelingen), uitgegeven in J. Scheltema, Geschieden letterkundig mengelwerk IV, 2 (1830).

Lit.: G. Brandt, Historie van de rechtspleging omtrent Oldenbameveldt, Hogerbeets en H. de Groot (1708); Joh. Beets, Dichtkonst met brieven van R. Hogerbeets (Hoorn 1668); W. J. J.

C. Bijleveld, Gegevens omtrent de fam. H., in: Maandblad De Ned. Leeuw XXIV (1924).

< >