eigenlijk Giulio Pippi, Italiaans schilder en architect (Rome 1499 - Mantua 1 Nov. 1546), Raphaël’s meest geliefde leerling, hielp bij de decoratie van de „Stanze” in het Vaticaan, waarvan hij de Sala di Constantino na Raphaël’s dood voltooide. In 1524 verhuisde hij naar Mantua, waar hij tot zijn dood bleef, als leidend architect en schilder van hertog Federigo Gonzaga.
Met de fresco’s van de Sala dei Giganti, in het Palazzo del Tè, schiep hij een werk, waarin de stijlverandering in de schilderkunst van de 16de eeuw duidelijk gedemonstreerd is. De gehele wand schijnt te leven van een chaos van enorme figuren, die door rotsblokken verpletterd worden en in de zaal dreigen te vallen. Terwille van de plastische werking zijn de bewegingen sterk overdreven. Het Romeinse maniërisme heeft hiermede zijn intrede in Noord-Italië gedaan. In de Sala dei Cavalli heeft hij paarden op zodanige wijze levensgroot weergegeven, dat zij in de zaal schijnen te staan. In latere werken keerde hij tot zijn vroegere, lieflijke Raphaëleske stijl terug (Mantua: Castello, Sala di Troia).Als architect ging hij meer van het decoratieve dan van het streng architectonische uit. In Rome is de voorhal van de onvoltooid gebleven Villa Madama vrij zeker van hem. Van betekenis is hij als schepper van het Palazzo del Tè in Mantua (1525−’35), een lustslot in één verdieping met een vierkante plattegrond. De muren zijn in imitatie-rustica opgetrokken, van baksteen met een kalklaag. Zeer origineel is hij in de bouw van de S. Benedetto al Polirone, die, vooral in de gevel, barokke elementen vertoont (1540).