Roelantslied of Chanson de Roland behoort tot de Frankische romans en is een van de oudste en schoonste chansons de geste. Het verhaal is gebaseerd op de zware nederlaag die Karel de Grote heeft geleden bij Roncevalles (Roncevaux) op 15 Aug. 778, toen hij ten strijde was getrokken tegen de Saracenen in Spanje.
De Basken overvielen de achterhoede en Roland (Hruodlandus), praefect van de mark Bretagne, sneuvelde. Deze gebeurtenis moet een geweldige indruk hebben gemaakt; zij werd beschouwd in de geest der kruistochten; de heldenmoed, de held Karel de Grote zelf, waren ook daardoor betrokken op het bovennatuurlijke. In de heilige plaatsen langs de pelgrimsweg naar Santiago bleven overleveringen bestaan; mogelijk hebben zij de bron gevormd voor het Rolandslied (zie chanson de geste). Het is een indrukwekkend epos geworden. In de thans bekende redactie omvat het drie delen: het verraad van Ganelon, de dood van Roland, en de wraak. Misschien is het geschreven door Thuroldus of Théroude. Omtrent de datering aarzelt men tussen begin 10de eeuw en ca 1120.Het oudst bekende handschrift bevindt zich te Oxford (12de eeuw); zeer belangrijk is ook het Venetiaanse handschrift (14de eeuw). In het Middelnederlands zijn slechts een viertal fragmenten bekend. Pfaffe Konrad gaf ca 1170 de oudste bewerking in het Middelhoogduits. In het Oudnoors verscheen een merkwaardige prozabewerking. Daarnaast bestaan ook Italiaanse versies. In grote trekken verhaalt het Rolandslied hoe Karel de Grote met zijn leger Spanje verlaat, terwijl Roland met Turpijn, Olivier en anderen de achterhoede vormen.
Ten gevolge van het verraad van Ganelon wordt dit gedeelte in de Pyreneeën door Marsilies, koning der Saracenen, aangevallen. Wel verrichten de Franken wonderen van dapperheid, doch zij kunnen tegen de overmacht geen stand houden. Roland blaast in uiterste nood op zijn hoorn, zodat de aderen hem barsten en Karel hem in zijn leger hoort. Stervend slaat Roland zijn zwaard Durendal in stukken. Karel wreekt dan zijn trouwe vazallen.
Uitg.: de Franse redactie o.a. door J. Bédier (Paris 1922); C. Wesle, Das Rolandslied des Pfaffen Konrad (1928); J. van Mierlo, Het Roelandslied (1935).
Lit.: de inleidingen bij bovengen. uitgaven. Voorts: R. Fawtier, La chanson de R. (Paris 1933); Chiri, L’epica latina medioevale e la chanson de R. (1936); L. Michel, Les origines et les transformations de la Chanson de R., in: Rev. Belg. de Phil. et d’Hist. 1947; E. Faral La chanson de R. (1948).