naam van twee vorsten van [i]Sicilië.
[/i]
Roger I,
graaf (Hauteville 1031 - Mileto, Calabrië, 22 Juni 1101), jongste van de 12 zoons van de Normandiër Tancred de Hauteville, volgde zijn oudere broeder Robert Guiscard in 1058 naar Italië en voerde met deze de heerschappij in het veroverde Calabrië. Door de Christelijke bewoners van Sicilië, dat hem door de paus was toegewezen, tegen de Saracenen te hulp geroepen, maakte hij zich in 1061 meester van Messina, in 1071 van Catania en in 1072 van Palermo, dat door Robert Guiscard was veroverd, en werd daarop door zijn broeder met Sicilië beleend, waar hij bestuur en rechtspraak regelde volgens het feodale stelsel. Hij vormde echter geen te grote lenen, om zijn vazallen niet te machtig te maken. Na de dood van zijn broeder in 1085 plaatste hij zich aan het hoofd der Normandiërs in Italië. Paus Urbanus II moest wel goedkeuren, wat hij op Sicilië tot stand bracht en liet hem in 1098 grote voorrechten, o.a. het recht om bisschoppen aan te stellen, benoemde hem tot pauselijk legaat van Sicilië en verleende hem door een bul 5 Juli van dat jaar ook de geestelijke souvereiniteit over dat land. Hij betoonde grote verdraagzaamheid in het kerkelijke tegenover Arabieren en Grieken. De handel ondervond daarvan grote voordelen, ook van Rogers macht op zee, zodat vele Noorditaliaanse kooplui zich op het eiland vestigden en langzamerhand een einde maakten aan de suprematie van de Islam.
Roger II
(1093 - Palermo 26 Febr. 1154), zoon van de voorgaande, volgde in 1105 zijn broeder Simon op, aanvankelijk onder voogdij van zijn moeder Adelheid. Van 1118 af bestreed hij de Mohammedaanse rijken van Noord-Afrika en ca 1126 ondernam hij de verovering van Calabrië, dat zijn neef Willem van Apulië, de kleinzoon van Robert Guiscard, zich toegeëigend had, en verkreeg dat land in 1127, na tegenstand van de paus, Napels en Capua overwonnen te hebben. In 1130 werd hij door paus Anacletus II te Palermo tot koning van Sicilië gekroond.
Tegen deze grote macht der Normandiërs in Italië verbonden zich keizer Lotharius, de tegenpaus Innocentius II, Napels en de keizer van Byzantium, terwijl in Zuid-Italië opstanden tegen Roger uitbraken; hij werd verslagen te Nocera (1132) en Lotharius met de rebellen veroverde in 1137 Bari, doch Roger wist de opstanden te onderdrukken en won de strijd toen Lotharius naar Duitsland terugkeerde (1137). In 1139 noodzaakte hij paus Innocentius, die hij gevangennam, hem en zijn nakomelingen niet alleen als wettige koningen van Sicilië, maar ook als hertog van Apulië en vorst van Capua te erkennen. Daarna onderwierp zich ook Napels, zodat Roger thans over heel zuidelijk Italië heerste. Hij organiseerde zijn rijk als een machtige zeestaat, bouwde een grote vloot en liet door zijn admiraal, George van Antiochië (vroeger in dienst der Mohammedanen), op vele plaatsen de kust van Afrika aanvallen. Veroveringen werden gemaakt in Tripoli. Ter gelegenheid van de Derde Kruistocht hernieuwde hij de vijandschap met Byzantium uit de tijd van Robert Guiscard, viel het rijk in het W. aan en maakte enige veroveringen in Epirus (1147-1148).
Gelijk zijn voorgangers steunde hij evenzeer op de Latijnen als op de Muzelmannen. In de strijd toonde hij grote moed, in de regering veel organisatietalent. Bij zijn dood strekte de heerschappij der Noormannen zich dan ook uit van Tripoli tot Tunis en van Mogreb tot Kairvan. Zijn dochter Constantia huwde in 1186 met Hendrik VI en bracht in 1190 de Siciliaanse kroon aan de Hohenstaufen.
Lit.: E. Caspar, Roger II. und die Gründung der normannisch-sizilischen Monarchie (1905); F. Chalandon, Hist. de la domination normande en Italië et en Sicile (2 dln, 1907).