Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CALABRIË

betekenis & definitie

(Lat. Calabria), in de Oudheid de naam voor het Z.O. schiereiland van Italië, de tegenwoordige provincie Lecce. Het werd ook wel Messapia genoemd. Behalve de oude Oscische bewoners had het een talrijke bevolking van Illyrische immigranten (Messapiërs, Sallentiniërs en Calabriërs) en Griekse kolonisten.

De belangrijkste steden waren: Brundusium (Brindisi), Hydruntum (Otranto), Tarentum (Taras, een Spartaanse kolonie), Kallipolis (Gallipoli), Uria (Oria), Lupia (Lecce) enz.Sedert in de middeleeuwen door de Byzantijnse keizers de naam Calabrië op het Z.W. schiereiland van Beneden-Italië, het vroegere Bruttium overgedragen werd, verstaat men onder Calabrië het landschap, dat de drie Italiaanse provincies Catanzaro, Cosenza en Reggio di Calabria omvat. Het beslaat een oppervlakte van 15083 kma en telt (1936) 1 171551 inw. Calabrië is een woest bergland. De zuidelijkste punt is kaap Spartivento; aan de kust liggen de golven van S.

Eufemia, Gioja en Squillace. Er zijn slechts kleine kustrivieren. De berghellingen zijn bedekt met naald- en berkenbossen. De es levert er de Calabrische manna.

Uit het riet (sarrachio), dat aan de kust groeit, vervaardigen de bewoners ,ouw, manden, matten en netten. De landbouw is weinig ontwikkeld. Het land levert wijn en olie; uitgevoerd worden o.a. saffraan, anijszaad, zoethout en zuidvruchten. Als vee houdt men schapen, hoornvee, buffels, muildieren en vooral paarden.

Bij Reggio vangt men de Pinna marina, een mossel, uit welker fijne wol men een zijdeachtige stof vervaardigt. Ook vist men er koraal. De steengroeven leveren albast, marmer, gips, aluin, krijt, steenzout, lazuursteen en koper. De Calabrees is ruw, oprecht, gastvrij, eerzuchtig, licht gekrenkt en haatdragend.

De bevolking is grotendeels arm; een middenstand ontbreekt er geheel. Calabrië heeft een eigen dialect met een grote rijkdom van geestige uitdrukkingen.

Geschiedenis.

Voor Calabrië in de Oudheid Z Bruttium. In de middeleeuwen bleef Calabrië na de ondergang van het Oostgotische rijk aan de Byzantijnen, maar had sedert de 9de eeuw veel te lijden door invallen der Saracenen, die zich tijdelijk op het schiereiland vestigden. De pogingen der keizers Otto I en Otto II, om dit land te veroveren, hadden geen succes; de laatste werd in 982 in Calabrië door de Arabieren geheel verslagen. Eerst in de 11de eeuw ontrukten de Normandiërs, die zich toen in Zuid-Italië vestigden, de heerschappij in Calabrië aan de Grieken.

De ca 1044 begonnen verovering van het land werd onder de Normandische heerschappij van Robert Guiscard voltooid. Sedert die tijd valt de geschiedenis van Calabrië met die van het Normandische rijk in Beneden-Italië en met die van het koninkrijk der Beide Siciliën samen.

Lit.: H. Kanter, Kalabrien (1930); Norman Douglas, Old Calabria (1915); Grawford Tait Ramage, Nooks and Byways of Italy (186b); F. Lenormant, La Grande Grèce (1881), 3 dln; Mario Mandalari, Biblioteca Storico-topogratico delle Calabrië (Messina 1928).

< >