Heilige en kerkleraar, neef van paus Marcellus II (Montepulciano 4 Oct. 1542 - Rome 17 Sept. 1621), werd in 1560 te Rome Jezuïet en studeerde wijsbegeerte en theologie te Rome, Padua en Leuven. Na in 1570 te Gent de priesterwijding te hebben ontvangen, trad hij te Leuven op als professor in de theologie en bleef hier de Summa theologica van S.
Thomas verklaren tot in 1576.Reeds vóór zijn priesterwijding had hij zich beroemd gemaakt als Latijns kanselredenaar voor de intellectuelen in de oude S. Michielskerk en te Antwerpen als Italiaans redenaar voor de geïmmigreerde handelaars; als leraar was hij een geduchte tegenstrever van Bajus, die hij in zijn lessen nochtans nooit met name noemde. Hij werd naar Rome geroepen, waar hij een nieuwe cursus moest beginnen, die zijn faam van polemist definitief vestigde; zijn lessen, de controversiis, werden zelfs later zijn groot standaardwerk. In 1592 werd hij rector van het Collegium Romanum en in 1595 provinciaal der Jezuïeten te Napels. Paus Clemens VIII riep hem naar Rome terug en dwong hem 3 Mrt 1599 op straf van zonde het kardinaalspurper te aanvaarden. Om zijn vrijmoedige raadgevingen in ongenade gevallen bij paus Clemens VIII werd hij op eervolle wijze uit Rome verwijderd, door zijn benoeming tot aartsbisschop van Capua. De paus diende hem zelf de bisschopswijding toe (21 Apr. 1602).
Paulus V zou hem niet meer uit Rome laten weggaan. Hier trad hij o.a. op in het kerkelijk proces tegen Galileï. Bellarminus, die Galileï genegen was en hem voorzichtige raad gegeven had, werd door Paulus V gelast aan Galileï het decreet der congregatie van de Index voor te houden. Toen er valse geruchten verspreid werden schonk hij aan Galileï een schriftelijke verklaring die de feiten rechtzette. Bellarminus verdedigde het pauselijk gezag in de strijd met Venetië tegen Paolo Sarfi en voerde ook een vinnige pennetwist met de koninklijke theoloog Jacob I van Engeland. Toen 9 Febr. 1621 Gregorius XV de pauselijke troon beklom, wist hij deze nog te bewegen om door een nieuwe constitutie de pauskeuze voortaan nog beter te vrijwaren.
Reeds in 1627 begon het proces van zijn zaligverklaring, maar paus Benedictus XIV achtte het raadzaam een uitspraak naar rustiger tijden te verleggen, wanneer de tegenstand van Gallicanen en Jansenisten zou geluwd zijn. Eerst paus Pius XI nam de zaak weer op: in 1923 verklaarde hij Robertus Bellarminus zalig; in 1930 bracht hij zijn naam op de lijst der heiligen, met de titel van kerkleraar. Feestdag 13 Mei.
Bibl.: Disputationes de controversiis christianae fidei adversus hujus temporis haereticos (eerste uitg. Ingolstadt in 3 dln; 2de verbet. Venetië in 4 dln); De Indulgentiis et Jubilaeo libri duo (Keulen 1599); De Translatione Imperii romani a Graecis ad Francos libri tres (Antwerpen 1589); Tractatus de potestate summi Pontificis in rebus temporalibus (Rome 1610); In omnes Psalmos dilucida expositio (Roma 1611); Dottrina cristiana breve en Dichiarazione piu copiosa della dottrina cristiana (Roma 1597-1598); Conciones habitae Lovanii (Kamerijk 1617); Verzam. werken (12 dln, Paris 1870-1874); Opuscula ascetica (3 dln, 1925).
Lit.: J. Thermes, Le bienheureux R. B. (Paris 1923); X. le Bachelet, B. avant son cardinalat (Paris 1911); J. de Récalde, La cause du vénérable B. (Paris 1923); Reitz von Frentz S.J., De zalige Robertus, kard. B. (Leiden 1923); James Brodrick, The Life and Works of Blessed R. Fr. Cardinal B. S.J. 2 vol. (London 1928).