ongekroond Amerikaans poet laureate (San Francisco 26 Mrt. 1875), verhuisde al vroeg naar New England, studeerde daarna aan de Harvard University en vestigde zich in 1900 als boer in New Hampshire. Na van 1912 tot 1915 in het Engelse graafschap Gloucestershire gewoond te hebben en in respectievelijk 1913 en 1914 zijn eerste bundels gedichten, A boy’s will en North of Boston gepubliceerd te hebben, welke boeken groot succes oogstten, keerde hij als een op slag beroemd geworden man naar zijn geboorteland terug, en leeft sindsdien weer op een boerderij.
Na verschillende verzamel-uitgaven verscheen in 1949 de definitieve editie van zijn Complete Poems. Zijn aan Horatius herinnerende gedichten, grotendeels lyrisch-didactisch van aard en in hoofdzaak geïnspireerd op de natuur, munten uit door een, in al hun soberheid merkwaardig overtuigende, dramatische kracht die altijd fris en oorspronkelijk is. Frost heeft de stem van de Yankee-boeren aangenomen en beeldt hun leven uit, dat, ogenschijnlijk stug en onbenaderbaar en ondanks een sterk puriteinse instelling, vol gezonde hartstocht snel geneigd is tot volledige overgave aan het goede en schone van de aarde. Hij bezit een grote liefde voor het gewone woord en het rhythme van de eigen tijd. Hij wordt met Edward Arlington Robinson als de grootste Amerikaanse dichter na Walt Whitman beschouwd en verwierf evenals de toneelschrijver Eugene O’Neill viermaal de Pulitzerprijs (1924, 1931, 1937 en 1943).MICHEL VAN DER PLAS
Lit.: Robert P. Tristam Coffin, New Poetry of New England: Frost and Robinson (1938); Louis Untermeyer, Introduction and Commentary, Come in (1943).
