Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

NEW HAMPSHIRE

betekenis & definitie

(off. afkorting: N.H.) is een der New England-staten aan de N.O.-kust der V.S. en ontleent zijn naam aan een Engels graafschap. Het staatsmotto luidt „Live Free or Die”.

Met 24 097 km2 is New Hampshire wat oppervlakte betreft de 43ste der V.S. Hij strekt zich uit tussen 420 40' en 450 18' N.Br. en tussen 70° 37' en 720 37' W.L. en heeft bij benadering de vorm van een rechthoekige driehoek, waarvan de in het Z. aan Massachusetts grenzende basis ruim 150 km lang is en de in het W. door de Connecticut River gevormde hypotenusa aan Vermont grenst. Het noordelijke punt reikt in de Canadese provincie Quebec, waarmee de Halls Stream, een zijriviertje van de Connecticut, gedeeltelijk de grens vormt. De ruim 300 km lange opstaande rechthoekszijde in het O. grenst aan de staat Maine — waarvan New Hampshire van het Great East Lake af door de Salmon Falls River gescheiden is — en langs een 29 km brede strook aan de Atlantische Oceaan. Enkele der kleine en vrijwel kale Shoals-eilanden, 14½km buiten de kust, completeren het grondgebied van New Hampshire.

In 1950 bedroeg de totale bevolking 533 240 inw., waarmee New Hampshire de 44ste staat der V.S. is. Hieronder bevinden zich slechts ca 500 negers en ca 50 Indianen. Met 22 inw. per km2 is de bevolkingsdichtheid iets groter dan het gemiddelde der V.S. (ca 19 inw. per km2). Ongeveer 58 pct der bevolking leeft in plaatsen boven de 2500 inw. Het geboortecijfer was in 1948 met 23,8 per mille iets beneden het gemiddelde der V.S. (24,2 per mille), het sterftecijfer met 11,8 per mille het hoogste der V.S. (gemiddelde 9,9 per mille), hetgeen voor een deel zijn oorzaak vindt in de verouderende bevolking. New Hampshire is verdeeld in 10 counties; de staatshoofdstad Concord, die met (} 95p) 27 980 inw. de derde stad van de staat is, ligt in Merrimack County.

NATUURLANDSCHAP

Het gebied van New Hampshire is zeer bergachtig. De talrijke bergketens zijn voortzettingen van de Appalachian Mountains en strekken zich vrijwel alle in N.-Z. richting uit, slechts in het Z.O. naar de kust toe enigszins vervlakkend. Hier bevinden zich de vruchtbaarste landbouwgebieden. Het voornaamste gebergte zijn de White Mountains in midden New Hampshire, waarin zich ook het hoogste punt van de staat, de Mount Washington (1917 m), in Coos County bevindt, tevens de hoogste berg van de N.O. staten. De hoogste bergketens ten N. van de White Mountains zijn de Pilot Mountains en de Long Mountains. In het Z. scheiden de Monadnock, Sunapee en Cardigan Mountains de stroomgebieden van de Connecticut en de Merrimack.

De gemiddelde hoogte van New Hampshire is ca 300 m. Langs de kust strekt zich een brede strook zandstrand uit, waaraan vijf badplaatsen liggen. De enige, maar goede haven is Portsmouth, die als marinebasis dient. Oorspronkelijk was New Hampshire geheel met bossen bedekt, nu nog slechts ¼ van de staat, gemengd bos in het Zuiden, naaldwouden in het Noorden. Talrijke hooggelegen rivieren, waarin zich de omringende bergen spiegelen, maken New Hampshire tot een gebied met bijzonder aantrekkelijk natuurschoon. Van de 1300 meren en plassen is Lake Winnipesaukee in Belknap County met ruim 180 km het grootste.

Van de vijf grotere rivieren van New Hampshire is de Connecticut de langste. Hij ontspringt aan de noordgrens uit het Third Connecticut Lake en in Z.W. richting stromend neemt hij de Hall Stream en de linker zijrivieren Ammonoosin en Askuelot op. Zijn waterkracht wordt door talrijke, vooral houtverwerkende industrieën, die zich aan zijn oevers hebben gevestigd, gebruikt. Belangrijker dan de Connecticut is de Merrimack, waarvan 168 km tot New Hampshire behoort. Hij ontstaat uit de bronrivieren Pemigewasset en Winnipesaukee bij Franklin en verlaat New Hampshire, in zuidelijke richting stromend, bij Nashua. Door zijn vele watervallen is deze stroom in New Hampshire wel is waar niet bevaarbaar, maar een groot aantal krachtstations met een gezamenlijke capaciteit van 553 000 pk in 1930, leverde aan de talrijke in zijn vallei gevestigde industrieën de energie. De Salmon Falls River, die van de Salmon Falls af bij South Berwick de Piscataqua heet en bij Portsmouth uitmondt, en zijn rechter zijrivier Cocheco ontwateren het Z.O., de Androscoggin River en zijn bronrivieren, die via Maine in de Atlantische Oceaan monden, het N. van New Hampshire.

Van de grotere wilde zoogdieren zijn de herten het talrijkst in New Hampshire. In het N. treft men nog vele beren aan en in het Pillsbury Game Sanctuary bij Washington bevindt zich een kudde elanden; wolven en lynxen zijn vrijwel verdwenen. Van de kleinere dieren zijn de vossen, bevers, konijnen, sneeuwhazen en stinkdieren te noemen; voorts is New Hampshire bekend om zijn rijkdom aan vogelsoorten.

KLIMAAT

New Hampshire heeft strenge winters en warme zomers, waarbij echter door de nabijheid van de zee de uitersten niet al te zeer van elkaar liggen. In het N. zijn de temperatuurverschillen het grootst. De gemiddelde Jan.- en Juli-temperatuur te Concord is resp. 22,0 gr. en 69,7 gr. F., het minimum en maximum resp. -32 gr. en 102 gr. F. Het gemiddeld groeiseizoen bedraagt 153 dagen.

De regenval is tamelijk gelijk over het jaar verdeeld. De gemiddelde jaarlijkse neerslag bedraagt te Concord 900 mm, de sneeuwval is in het N. gemiddeld 370 mm jaarlijks en vermindert naar de kust toe tot gemiddeld 127 mm. De wind waait vnl. uit N.W. richtingen behalve langs de kust, waar gedurende de zomer Z.W.-wind heerst. Vernietigende stormen komen, zij het zelden, voor; bekend is de Hurricane van Sept. 1938, die vooral aan de bossen grote schade toebracht. In 1936 teisterden de grootste overstromingen, die New Hampshire ooit gekend heeft, zijn gebied.

MIDDELEN VAN BESTAAN

Het bergkarakter van New Hampshire maakt akkerbouw slechts in de valleien der grotere rivieren en in de vlakkere Z.O. gebieden mogelijk. Hoewel de grond daar zeer vruchtbaar is, neemt het bebouwde oppervlak gestadig af. De voornaamste producten zijn aardappelen en hooi in het N., maïs, haver en rogge in het Connecticut-dal en appels en peren in het Z.O. In de bosstreken wint men aanzienlijke hoeveelheden esdoornsuiker. Het N. bezit grote runderen schapenkudden, vnl. als slachtvee gebruikt, terwijl in het Z. de veestapel de grondstof voor de zuivelindustrie levert. Hier houdt men ook veel pluimvee. De agrarische sector voorziet in het levensonderhoud van 1/5 der bevolking van New Hampshire.

Een belangrijke bron van inkomsten vormen de bossen, waarvan men het hout in talrijke industrieën verwerkt, vnl. tot grondstof voor de papierfabricage. De visserij heeft slechts plaatselijke betekenis. De jaarlijkse zeevisvangst van Portsmouth uit (vooral zeekreeften) brengt slechts 0,1 pct op van de gezamenlijke waarde der zeevisvangst van alle New England-staten. De enige belangrijke delfstof is graniet, die men wegens de transportkosten vooral in het Z.O. breekt. Het voornaamste middel van bestaan in New Hampshire is de industrie, die zich vooral langs de voor waterkracht zorgende Merrimack gevestigd heeft. De eerste plaats neemt de schoenindustrie in met in 1937 ruim 100 fabrieken.

Hierop volgen de textielindustrie en de papierindustrie, machinefabrieken, houtzagerijen en meel verwerkende industrieën. Het centrum van de industriële bedrijvigheid is Manchester, maar de meeste grotere plaatsen in het Z. zijn fabriekssteden. De enige belangrijke industriestad in het N. is Berlin met houtindustrie.

Daar wegens de vele watervallen en stroomversnellingen de rivieren onbevaarbaar zijn — slechts de Merrimack is tot Concord gekanaliseerd — en bovendien reeds midden Nov. dichtvriezen, ging het transport in New Hampshire aanvankelijk met grote moeilijkheden gepaard. Pas ca 1800 maakten de bospaden plaats voor begaanbare wegen. Thans bezit New Hampshire ruim 5000 km staatshoofdwegen. De eerste spoorlijn, tussen Nashua en Lowell (Mass.), werd in 1838 geopend. In 1937 was het spoorwegnet 1760 km lang met als hoofdlijn de verbinding tussen Boston en Montreal. Deze beide plaatsen verbindt ook de enige grote luchtlijn, die over New Hampshire komt.

Landingsplaatsen zijn Manchester en Concord. Vliegvelden van locale betekenis bevinden zich voorts te Nashua, Claremont en Berlin.

Ondanks de sterke urbanisatie en industrialisatie is het gemiddeld inkomen per hoofd der bevolking betrekkelijk laag. Met 1195 dollar per jaar in 1949 stond New Hampshire beneden de andere New England-staten (gemiddeld 1395 dollar) en ook beneden het gemiddelde der V.S. (1330 dollar).

HOGER ONDERWIJS

(cijfers van 1950). De staatsuniversiteit van New Hampshire is gevestigd te Durham en heeft 3605 studenten en 242 docenten. De belangrijkste universiteit is evenwel het Dartmouth College te Hanover met 2939 studenten en 295 docenten; talrijke bekende persoonlijkheden, waaronder Daniël Webster, hebben hier gestudeerd. Voorts zijn er nog drie katholieke instellingen van hoger onderwijs, het St Anselms College te Manchester, de universiteiten voor vrouwelijke studenten: Mount St Mary’s College te Hooksett en het pas geopende River College te Nashua.

STEDEN

(cijfers van 1950). De grootste stad van New Hampshire is het industriecentrum Manchester met 82 580 inw.; hier zijn 164 fabrieken gevestigd, die een veelheid van artikelen vóórtbrengen. Ook Nashua, met 34 670 inw. de tweede stad van de staat, is een industrieel centrum en tevens spoorwegknooppunt. Hierna komt de hoofdstad Concord met 27 980 inw., het politieke en financiële middelpunt van de staat en de geboorteplaats van de Democratische president Franklin Pierce, onmiddellijk gevolgd door de voornaamste stad van Noord-New Hampshire, Berlin, met 16 545 inw. De textielstad en tevens oudste nederzetting in New Hampshire, Dover en de havenstad Portsmouth, waar in 1905 het Russisch-Japanse vredesverdrag werd gesloten, hebben resp. 15 910 en 18 790 inw. Andere plaatsen met meer dan 10 000 inw. zijn Keene met zijn houtverwerkende industrie, het recreatiecentrum Laconia aan Lake Winnipesaukee, Claremont in Sullivan Country en Rochester aan de Cocheco River. Franklin in Midden-New Hampshire is de geboorteplaats van Daniël Webster. Bretton Woods in de White Mountains, dat slechts 37 inw. telt, is de plaats waar in Juli 1944 in het kader der Ver.

Naties verreikende afspraken ten aanzien van het internationale betalingsverkeer werden gemaakt. New Hampshire, dat zelf geen artisten van naam voortbracht, heeft twee bekende kunstenaarskolonies: Cornish in West- en Peterborough in Zuid-New Hampshire.

GESCHIEDENIS

De eerste blanken, die het gebied van New Hampshire zagen, waren de Engelsman Martin Pring en de Franse ontdekkingsreiziger Champlain, die in resp. 1603 en 1605 de benedenloop van de Picataqua River bezeilden. De eerste nederzetting ontstond in 1623 door Engelse landverhuizers. Zij troffen Indianen van de machtige Algonkin-stam aan. Wegens de grotere religieuze verdraagzaamheid van deze kolonie kwamen spoedig vele Quakers uit Massachusetts, waar zij door de orthodoxe Puriteinen vervolgd werden. Ca 1675 braken oorlogen uit met de Indianen, die bij Dover verslagen werden. Aanvankelijk een deel van Massachusetts, werd New Hampshire in 1679 een aparte Engelse kolonie.

De vier Frans-Engelse oorlogen tussen 1689 en 1763 betekenden voor de kolonisten even vele oorlogen met de aan Franse zijde staande Indianen en de voortdurende bedreiging remde de toestroming van immigranten, zodat in 1732 New Hampshire nog slechts 12 500 inw. telde. Dit aantal was tot ca 80 000 opgelopen toen in 1774 New Hampshire zich als eerste staat van Engeland onafhankelijk verklaarde en de opstand begon. In 1776 werd een tijdelijke grondwet door het vertegenwoordigend lichaam aangenomen. Twee belangrijke generaals van de Revolutie kwamen uit New Hampshire: John Stark, de overwinnaar van Bunker Hill en Bemington, en John Sullivan, de veroveraar van Fort William & Mary. In Juni 1788 ratificeerde men de federale constitutie, waarmee het voor het inwerkingtreden der Unie vereiste aantal van negen staten bereikt was.

In de 19de eeuw veranderde New Hampshire langzaam van een agrarische in een industriële staat. Na de Burgeroorlog, waarin New Hampshire met een contingent troepen van 39 000 man aan de zijde der Noordelijken streed, begon een periode van snelle urbanisatie. Vele Frans-Canadezen zochten werk in de nieuwe fabrieken en deden samen met andere immigranten ook in deze tot in de 20ste eeuw vrijwel geheel Angelsaksische staat nationaliteitsproblemen rijzen. Onder de economische crisis van 1929-1936 leed vooral de textielindustrie ; vele bedrijven moesten worden gesloten.

In politiek opzicht is New Hampshire de staat van de conservatieve Yankees en tot de grote immigratiegolven in de 20ste eeuw was deze staat dan ook een Republikeins bolwerk. Hierin kwam langzamerhand verandering, maar slechts onder Roosevelt konden de Democraten in 1936, 1940 en 1944 een overwinning behalen; in 1948 keerde New Hampshire tot zijn Republikeinse traditie terug. Door het grote aantal afgevaardigden (ruim 400, uit elke gemeente één) is de volksvertegenwoordiging van New Hampshire nauwelijks voor beïnvloeding van buiten vatbaar en deze bleef ook in de tijd van Roosevelt Republikeins.

Lit.: W. H. Fry, N. H. as a Royal Province (New York 1908); J. W. Goldthwait, The Geology of N.

H. (Concord 1925); H. Pillsbury,N. H., g din, Collections of the N. H. Historical Society (1927-1929); J. H.

Foster, Trees and Shrubs in N. H. (Concord 1931); M. P. Gove & G. E. Speare, N.

H. Folk Tales (Brattleboro 1932); P. H. Baisdell, Three Centuries on Winnipesaukee (Concord 1936); The A. M. C.

White Mountain Guide, A Guide to Paths in the White Mountains and Adjacent Regions (Boston 1936) ; Van Wyck Brooks, The Flowering of New England (New York 1937); C. Weygandt, N. H. Neighbours (New York 1937) ; State Planning & Development Comm., Water Bodies: the State of N. H. (Concord 1937); W. Nutting, N.

H. Beautiful (New York 1937); W.P.A. (Guide Series), N. H., a Guide to the Granite State (Boston 1938); E. S. Bowler, Let me show you N. H. (New York 1938); Van Wyck Brooks, New England Indian Summer (New York 1940); G.

W. Seaton, What to do and see in New England (New York 1940); R. B. Perry, Puritanism and Democracy (New York 1944); New England, d. d. uitgevers van „Look” (Boston 1947) ; W. Hard, The Connecticut (New York 1947); R. Peattic (ed.), The Friendly Mountains (New York 1949); A.

H. Eaton, Handicrafts of New England (New York 1949).

< >