Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Richard COBDEN

betekenis & definitie

bekend voorvechter van de vrije handel (Dunford bij Midhurst in Sussex 3 Juni 1804 - Londen 2 Apr. 1865), werkte eerst in een katoenfabriek van een familielid en begon in 1832 een eigen zaak te Manchester. Spoedig ging hij over tot de oprichting van een katoendrukkerij, die hij door technische verbeteringen en goede leiding tot bloei bracht en waardoor hij de middelen kreeg om de lange campagne tegen de korenwetten te aanvaarden.

Toen hij dan ook in 1835 de staatkundige loopbaan begon, behoorde hij reeds tot de vermogende fabrikanten. Een door hem uitgegeven, tegen Urquhart gerichte brochure, getiteld: England, Ireland and America, stelde hem in de gelegenheid, de theorie te ontwikkelen, die hij gedurende zijn verdere levensloop met enige wijziging krachtig handhaafde. Hij verklaarde zich voor een stelsel van vrede en beweerde, dat het de taak van Engeland was, zijn handelsbetrekkingen en daarmede zijn zedelijke invloed over de gehele wereld uit te breiden zonder oorlog te voeren. Dit geschrift, door een ander, onder de titel Russia (1836) gevolgd, baarde opzien en verschafte hem een zeker aanzien onder de nijverheidsmannen van Lancashire.

Op zijn reizen kwam bij hem voor het eerst het denkbeeld op tot stichting van een vereniging voor de belangen van de middenstand in verband met de vrijhandel (tegen het zgn. landlordism als gebenificieerde door de glijdende-schaalrechten op graan).De nadelige werking der korenwetten had men in Engeland reeds lang ondervonden, en toen na de terugkeer van Cobden (1838) het voorstel in beraadslaging werd gebracht, wijziging dier wetten te verzoeken, uitte hij de mening, dat men de afschaffing daarvan moest vragen en zijn amendement werd met meerderheid van stemmen aangenomen: Petitie der Kamer van Koophandel van Manchester van 20 Dec. 1838. Nauwelijks was dit in het land bekend geworden, of het vond bij de voorstanders der nijverheid grote bijval en in het voorjaar van 1839 verschenen 200 afgevaardigden te Londen met petitiën, die van 2 mill. handtekeningen waren voorzien. Het verzoek tot afschaffing werd niettemin in het Lagerhuis met een aanzienlijke meerderheid verworpen. De voorstanders lieten zich echter hierdoor geenszins uit het veld slaan: zij kwamen de volgende dag weder bijeen en vormden een genootschap, dat na een krachtige toespraak van Cobden met de naam Anti-Corn-law-league bestempeld werd.

Laatstgenoemde behartigde met de grootste inspanning de uitbreiding dier vereniging, doch eerst in 1841 werd hij naar het Lagerhuis afgevaardigd. In dit jaar nam in Manchester de Conference of Ministers of Religion (700 deelnemers) op 18 Aug. een resolutie aan van dezelfde strekking. Gedurende vijf zittingsjaren volhardde hij onwrikbaar in de strijd tegen het monopolie der grondbezitters, die geen pogingen onbeproefd lieten, om Cobden verdacht te maken. Omdat zijn krachtige aanvallen tegen de eerste minister Peel gericht waren, beschuldigde men hem van sluipmoord.

Allengs echter werd Peel zelf tot de gevoelens van zijn tegenstander overgehaald, en op diens voorstel werden de graanwetten eindelijk opgeheven.

De val van het beschermend stelsel was het einde van een merkwaardig tijdperk in het staatkundig leven van Cobden. Zijn dankbare landgenoten verzamelden een som van 80000 pond sterling en boden hem die aan, als een schadeloosstelling voor de financiële en andere offers, die hij in de strijd had gebracht. Een plaats in het ministerie wees hij van de hand. In Yorkshire werd hij met grote meerderheid tot lid van het Parlement gekozen (1847).

In het Lagerhuis drong hij vooral aan op bezuiniging der staatsuitgaven en op uitbreiding van het stemrecht. Daarenboven was hij een vriend des vredes en verzette zich tegen de interventiepolitiek van lord Palmerston, zocht in 1853 de vredebreuk met Rusland te verhoeden en verklaarde zich met zoveel kracht tegen de oorlog, dat zijn populariteit er door verminderde. Een votum van wantrouwen tegen de regering, door hem ter gelegenheid van de verwikkelingen met China in het Parlement ter sprake gebracht, werd met een meerderheid van 16 stemmen aangenomen; maar toen het Huis ontbonden werd, onthield de volkskeuze hem het mandaat van vertegenwoordiger (1857). Cobden deed een reis naar de V.S. en werd in 1859 opnieuw door Rochdale afgevaardigd naar het Parlement; doch de portefeuille van Koophandel, hem door Palmerston aangeboden, wees hij van de hand, omdat hij zich bij geen partij wilde aansluiten.

Daarentegen nam hij op zich, een handelsverdrag te sluiten met Frankrijk en volvoerde deze taak op een verdienstelijke wijze (1860, Cobden-tractaat, in samenwerking met John Bright en Michel Chevalier). Men kon hem niet bewegen, de titel van baronet of enig ander eerbewijs aan te nemen, daar hij zich met zijn onafhankelijke positie als parlementslid volkomen vergenoegde. Gedurende de Amerikaanse Burgeroorlog koos hij partij voor de Noordelijke Staten, en bij de Deens-Duitse verwikkelingen geselde hij de dubbelzinnige interventie-politiek van Groot-Brittannië. Steeds verdedigde hij de noodzakelijkheid der non-interventie, en in die geest sprak hij in 1864 tot zijn kiezers te Rochdale.

Inmiddels werd hij door een borstkwaal aangetast, zodat de geneesheren hem verboden, in 1865 aan de beraadslagingen van het Parlement deel te nemen. Grote belangstelling echter in de vaststelling der grenzen van Canada dreef hem naar Londen. Hier overleed hij, nog voordat hij in het Parlement had kunnen verschijnen. Naar Cobden is de bekende Cobden-Club genoemd, een vereniging in Engeland ter propagering van de vrijhandel.

Door de zorg zijner weduwe verschenen The political writings of Richard Cobden (2 dln, 1867, nieuwe uitgave in één deel met een inleiding van Sir L. Mallet, London 1878, herdr. in 2 dln met bibl. 1903) en door die van zijn vrienden John Bright en Thorold Rogers, Cobden’s speeches on questions of public policy (2 dln, 1870) en door Aug. Mongredien, History of the free trade movement in England (London 1881).

Lit.: John Morley, Life of Richard Cobden (London 1881; 2de dr. 1896; 1908), een standaard-biografie; C. E. Mallet, R. C. (1929); I.

Bowen, Cobden (1935); J- Jastrow, Textbücher zu Studiën über Wirtschaft und Staat, dl I Handelspolitik (1923), blz. 52-57, met beknopt overzicht van de beide petities.

< >