Grieks Aischines, een der beroemdste Attische redenaars (± 390 v. Chr. 314 v.
Chr.), was in zijn jeugd toneelspeler, maar liet dit beroep varen voor de politiek. Hij trad eerst op tegen koning Philippus II van Macedonië, maar als gezant tot dezen gezonden om over de vrede te onderhandelen, kwam hij zozeer onder de indruk van zijn persoonlijkheid (of zijn geld), dat hij voortaan ’s konings belangen in Athene ondersteunde en medewerkte aan het tot stand komen van de vrede van Philokrates (346). Hij kwam daardoor in botsing met den feilen patriot Demosthenes, die in Philippus den bedreiger zag van Athene’s vrijheid; hij werd aangeklaagd wegens hoogverraad, doch vrijgesproken. Hij speelde nu (in 339) een belangrijke rol door als afgezant van Athene in een vergadering der Amphiktionende bewoners van Amphissa aan te klagen, dat zij ondanks het verbod grond, die aan het heiligdom behoorde, hadden bebouwd (z heilige oorlog). Aeschines ging verder met zijn bestrijding van Demosthenes en klaagde den Athener Ktesiphon, die had voorgesteld Demosthenes wegens zijn verdiensten een gouden krans toe te kennen, aan. Het proces verliep echter (in 330) ongunstig voor Aeschines, die Athene moest verlaten en zich ten slotte op het eiland Rhodus vestigde. Van zijn vele redevoeringen zijn slechts drie bewaard gebleven, welke op Demosthenes betrekking hebben. Zij munten uit door sierlijkheid van stijl en zuiverheid van taal, maar worden vaak door ruwheid ontsierd.Lit.: Uitgave van F. Blasz 1908; met Franse vertaling van V. Martin en G. de Budé i927-28.