Engels oriëntalist (Keighley, Yorkshire, 18 Aug. 1868 Chester 27 Aug. 1945). Zijn studiën volbracht hij in Cambridge en later in Leiden en Straatsburg.
Nadat hij enige tijd in Londen gedoceerd had aan University College, was hij van 1901 tot 1926 lector voor het Perzisch te Cambridge en van 1926 tot 1933 hoogleraar in het Arabisch aan dezelfde universiteit. Hij is vooral bekend geworden door zijn uitgaven en studiën op het gebied van de Mohammedaanse mystiek. Deze grote oriëntalist bezocht het Oosten nooit.Bibl. (voorn. werken): Selected Poems from the Divan-i Shams-i Tab-riz (Cambridge 1898); uitg. v. d. Perzische tekst v. d. Tadhkirat al-Awliya door Attar (Cambridge 1905-’07); Perzische tekst m. Eng. vert. van Hudjwiri, Kasjf al-Madjhül (Cambridge 1911 en 1936); Arab. tekst van al-Sarradj, Ki tab al-Luma’ (Cambridge 1914); vooral: grote tekstuitg. m. vert. en comm. v. h. grote mystieke dichtwerk Mathnawi-i Ma ’nawi van Djalal al-Din Roemi in 8 dln (Gibb Memorial Series 1925, 1940). Andere zeer bekende werken: Literary History of the Arabs (Cambridge 1907); Studies in Islamic Mysticism (Cambridge 1921); Mystics of Islam (1914); Stud. in Islamic Poetry (1921).
Lit.: R. Levy, in: Proceed. Brit. Academy, dl 31 (1945), blz. 399-407.