Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

REX

betekenis & definitie

(Latijn = koning), in de eerste eeuwen van de Romeinse staat (753-510 v. Chr.) titel van de hoogste magistraat.

De koningen werden aanvankelijk gekozen. Na de dood van een rex benoemde men een tussenkoning (interrex), die met de Senaat over de koningskeuze beraadslaagde; het volk koos de rex en verleende hem het imperium; de keuze moest bekrachtigd worden door de senaat (patrum auctoritas).Hij was opperpriester en opperbevelhebber, oefende de rechtspraak uit en beheerde de geldmiddelen; zijn ambt was levenslang. Zijn verhouding tot de burgers is niet geheel duidelijk; in theorie had niet hij, doch het volk, recht over leven en dood en zeggenschap over het vermogen van de staat. Ook was geen daad van de rex rechtsgeldig, wanneer niet senaat en volksvergadering hun toestemming hadden gegeven. In feite echter waren met name de latere koningen absolute heersers. Dit deed de reactie ontstaan, die tot hun val leidde en tot de keuze van magistraten, die beperkte tijd en met een collega regeerden (z consul). De rex had 12 lictoren*, droeg de toga picta (een geborduurd gewaad) en had recht op de sella* curulis.

Was hij tijdelijk uit Rome afwezig, dan stelde hij een praefectus* urbi aan. Wat wij van het Romeinse koningschap weten, berust op latere Romeinse overlevering; bij gebrek aan contemporaine gegevens is moeilijk met zekerheid te zeggen, in hoeverre het werkelijke wezen van het Romeinse koningschap hieraan heeft beantwoord.

De rex sacrorum was in oorsprong opvolger van de rex in diens priesterlijke functies, later voor bepaalde sacrale functies bestemd. Hij moest patriciër zijn; een staatkundig ambt mocht hij niet bekleden. Het ambt bleef ook in de keizertijd bestaan.

Lit.: Ernst Mayer, Röm. Staat u. Staatsgedanke (1948).

< >