Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

REGENBOOGVLIES

betekenis & definitie

(Iris) is het voorste deel van het druifvlies* (uvea) van het oog*. Het is een dicht voor de lens* gelegen membraan voorzien van een centrale opening - de pupil -, die als diaphragma dient voor het optische systeem van het oog.

Het is bevestigd aan het ciliairlichaam* en vormt de scheiding tussen voorste en achterste oogkamer*.

Het achterblad van het regenboogvlies is sterk gepigmenteerd, zodat de iris het licht vrijwel niet doorlaat (een uitzondering op deze regel vormen lieden die lijden aan albinisme, z albino). De pigmentatie van de beide voorste (stroma) bladen is individueel sterk wisselend. Het is deze sterk individuele variatie die de „kleur” van de ogen bepaalt. In het regenboogvlies bevinden zich een kringspier (musculus sphincter pupillae), die bij contractie de pupil nauwer maakt en een uit radiair verlopende vezels bestaande spier (m. dilatator pupillae), die de tegengestelde werking heeft.

De diameter van de pupil wordt in belangrijke mate bepaald door de hoeveelheid licht, die het oog treft. Bij plotselinge verlichting van het netvlies* trekken de kringspieren van de pupillen van beide ogen zich snel samen (z pupil). Ook vele andere factoren zijn van invloed op de diameter van de pupil (leeftijd, pijn, sterke psychische emotie, neurologische en oogheelkundige ziekelijke aandoeningen enz.).

De belangrijkste ziekelijke afwijkingen van het regenboogvlies zijn de ontsteking (iritis) in zijn vele acute en chronische vormen, de verwonding (z oogverwonding) en de gezwellen. Bij de behandeling van ziekelijke aandoeningen nemen die geneesmiddelen een belangrijke plaats in, die door plaatselijke toediening in de bindvlieszak (oogdruppels, oogzalf) een invloed uitoefenen op de diameter van de pupil.

Zo veroorzaken de volgende stoffen (mydriatica) een verwijding (mydriasis) van de pupil (atropine, homatropine, adrenaline, cocaïne) terwijl andere stoffen (miotica) een vernauwing (miosis) veroorzaken (pilocarpine, eserine, physostigmine, choline).

Een ontsteking van het regenboogvlies gaat dikwijls gepaard met ontsteking van andere delen van het druifvlies*. Als het ciliairlichaam ook ontstoken is spreekt men van iridocyclitis en als ook het vaatvlies* in de ontsteking betrokken is spreekt men van uveitis. Onder de vele oorzaken van de chronische iridocyclitis, resp. uveitis neemt de tuberculose een belangrijke plaats in. Op het ogenblik zijn plannen tot oprichting van een speciaal sanatorium voor de behandeling van oogtuberculose ook in Nederland in een vergevorderde staat van voorbereiding.

Lit.: Duke Elder, Textbook of Ophthalmology (dl I-V, London 1952).

< >