Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

REGENBOOG

betekenis & definitie

is een optisch* verschijnsel, dat zich vertoont, wanneer men een regenbui voor zich en de zon (voldoende laag aan de hemel) achter zich heeft. Het doet zich voor als een cirkelvormige band in de dampkring, waarop men al de kleuren van het spectrum waarneemt, het rood aan de boven- en het violet aan de onderzijde.

Deze band vormt a.h.w. de basis van een kegel, welks top zich in het oog van de waarnemer bevindt, terwijl zijn as samenvalt met de rechte lijn, die door het oog en de zon kan getrokken worden. Ook het maanlicht kan een regenboog doen ontstaan en men ontwaart een regenboog eveneens in de stofregen van watervallen of fonteinen en soms in dauw op het gras (dauwboog). Meestal ziet men slechts een gedeelte van de boog. De hoofdkleuren, rood, oranje, geel, groen, lichtblauw, donkerblauw, violet, zijn niet altijd alle waar te nemen, ook zijn zij niet gelijk verdeeld, noch altijd even breed of van dezelfde intensiteit; dit hangt van de grootte der druppels af. Dikwijls ziet men twee regenbogen; de binnenste, de hoofdboog, heeft duidelijker en schitterender kleuren dan de buitenste.Bij de buitenboog vertonen zich de kleuren in de omgekeerde volgorde: het rood bevindt zich aan de binnen- en het violet aan de buitenzijde. De breedte van de hoofdboog bedraagt meestal 2-30, deze heeft een straal van ca 420; die van de bijboog is ca 50°. De eerste ontstaat, doordat de zonnestralen bij het binnentreden van de regendroppel, evenals bij het uittreden, gebroken en door de binnenwand teruggekaatst worden; de lichtstraal volgt dus de weg I A B C U; de hoek A D C is de hoek van afwijking (fig. 1). Aangezien de verschillende kleuren onder iets verschillende hoeken breken, zien we de uitkomende stralen van verschillende kleur in iets verschillende richtingen. In fig. 2 is aangegeven, op welke wijze de tot een evenwijdige bundel behorende invallende lichtstralen van één kleur worden gebroken en teruggekaatst; we zien de sterkste lichtconcentratie in de richting f1. Parallel invallende stralen lopen na uittreding niet meer evenwijdig en de lichtsterkte wordt hierdoor op grote afstanden zozeer verzwakt, dat een zich aldaar bevindend oog geen merkbare indruk meer ontvangt.

Aan de binnenrand van de hoofdboog kunnen door buiging en interferentie nog extra banden van verschillende kleuren — vooral magenta en groen — ontstaan. De boven beschreven buitenboog ontstaat, doordat de lichtstralen in de droppel tweemaal worden teruggekaatst.

DR P. GROEN

Lit.: z optische verschijnselen in de atmosfeer.

< >