(ramie), vezelplant (Boehmeria nivea en verwante soorten, familie Urticaceae) en haar bastvezel. Inheems in tropisch Azië, ook veel gekweekt en veredeld.
Aanplantingen leveren reeds na 6-12 maanden een snit, men kan daarna 3 of 4 snitten per jaar winnen gedurende 6-15 jaar achtereen.De 1½-2½ m lange stengels worden gesneden en dan hetzij mechanisch door onthoutingsmachines (decorticators) hetzij met de hand ontdaan van hout en schors. De verkregen ruwe bastlinten (China grass) worden door een chemische ontsluiting (zgn. ontgomming) in de spinbare vezel omgezet; ook roten schijnt mogelijk te zijn. Deze vezel is zeer sterk (1½ à 3 maal zo sterk als katoen), fijn met fraaie zijdeglans, goed verfbaar, 10-25 cm lang met hoog vloeistofabsorberend vermogen, echter met zeer lage rek. De oriëntering van de celluloseketens in de vezel is zeer hoog. vandaar de betekenis van rameh voor röntgen-analytisch onderzoek van vezelstructuren. Verspinning is mogelijk op speciale rameh-spinmachines (ongeveer als chappe-spinnerij, zie zijdespinnerij), op vlasspinapparatuur (nat en droog) en na snijden op katoenlengte (2-3 cm) op katoenspinmachines. In de laatste tijd is ook (o.a. in Zwitserland) rameh vermengd met wol op kamgarenapparatuur verwerkt. De eigenschappen van rameh maken de vezel in principe o.m. geschikt voor schoenmakersgaren (sterkte), vaatdoeken, brandslangen en tropenkleding (waterhoudend vermogen), visnetten (hogere natsterkte), tafellinnen en tapijtpolen (sterkte, glans), voor afdichting van lagers van schroefassen en voor menging met andere vezels (rayonvezel, wol).
Weefsels uit rameh vervaardigd schijnen in de was veel minder te slijten en te krimpen dan vergelijkbare linnen of katoenen weefsels. Vroeger was rameh hèt materiaal voor de Auer-gasgloeikousjes. De hoge prijs van de ruwe vezel, ontsluitings- en spinkosten zijn nog steeds prohibitief voor een ruimere toepassing van rameh, want anders zou rameh op velerlei gebied linnen en katoen kunnen vervangen.
Een rameh-industrie van enige betekenis bestaat alleen in Japan (plantareaal van ca 4000 ha, opbrengst aan ruwe vezel ca 1500 ton) met ten minste 5 grote fabrieken waarvan de grootste alleen al 1000 à 1500 ton ruwe vezel per jaar verwerkt. De rest wordt als China grass ingevoerd uit China en de Philippijnen. De Europese fabrieken (Engeland, Duitsland, Zwitserland, Frankrijk, Nederland) moeten China grass invoeren. Ip Indonesië hebben de Japanners de cultuur sterk gestimuleerd doch blijvende resultaten zijn niet verkregen; om verschillende redenen lijkt de ramehcultuur voor Indonesië en Suriname wel aantrekkelijk. Bevolkingscultures en proefaanplantingen vindt men op verscheidene plaatsen, serieuze proeven doet men vooral in Florida en omgeving. Economische winning is alleen mogelijk door vergaande mechanisatie van de landbouwkundige en onthoutingsprocédé’s.
DR A. D. J. MEEUSE
Lit.: B. Luniak, Ramie-Kultur. Verarbeitung, Eigenschaften u. Verwendung (Zürich 1949); A. C. Wally-Van Vreeswijk.
De cultuur, winning en verwerking van de ramievezel in Japan. Meded. Min. v. Welvaart Rep. V.S. Indon. No. 16 (1950).