(1) Sir, Engels veldheer (Tullibody 7 Oct. 1734-Aboekir 28 Mrt 1801), werd voor advocaat opgeleid, maar ging in het leger en diende als officier in de Zevenjarige Oorlog; in 1781 kolonel geworden, trok hij zich spoedig terug, omdat hij met de Amerikaanse kolonisten sympathiseerde. In 1793 nam hij weer dienst tegen Frankrijk, vergezelde den Hertog van York (Frederik Augustus, tweede zoon van George III) en werd gewond bij Nijmegen.
Hij was het, die het Engelse leger op zijn terugtocht in 1794 leidde. Als opperbevelhebber in West-Indië veroverde hij Demerara, Essequibo en Trinidad en in 1797-1798 vocht hij in Ierland tegen de opstandelingen, maar hij keurde de maatregelen van de regering af. In 1799 was hij ondercommandant bij de landing der Engelsen in Noord-Holland en voerde deze landing zelf uit, doch moest verder de ongelukkige veldtocht aan den Hertog van York overlaten. In 1801 voerde hij meesterlijk de landing der Engelsen bij Aboekir uit, maar werd in een overval der Fransen gewond en stierf kort daarna.Lit.: Wilkinson, Twelve British Soldiere (London 1899).
(2) Engels meteoroloog (1842-1897). Hij begon zijn loopbaan als militair, heeft echter voortdurend te lijden gehad van een zwakke gezondheid. Van 1869 af was hij „Fellow” van de Royal Meteorological Society, waarin hij in later jaren een leidende figuur was; hij publiceerde in de jaren 1875-1890 vele artikelen in de Quarterly Journal of the Royal Meteorological Society. Zijn voornaamste werk ligt op het gebied van de diagnose en prognose van het weer, aan de hand van isobarenkaarten, waarvoor vooral hij fundamentele richtlijnen heeft te boek gesteld (Principles of Forecasting by means of Weather Charts, 1885), alsmede op het gebied van de classificatie van wolken. In 1890 ziek geworden te Sydney, tijdens een reis naar de Stille Oceaan, is hij aldaar overleden op 21 Juni 1897.