Vlaams schrijver (Wommelgem 7 Febr. 1866 - Vaals 24 Mrt 1941), zoon van de schrijver P. C.
Verhuist (1835-1873), studeerde te Leuven, ging in de journalistiek (18861902), werd beambte aan het gemeentebestuur (1902-’17) en leraar aan het conservatorium (1907-’18) te Antwerpen. Van I915-’18 was hij hoofdredacteur van Het Vlaamsche Nieuws. Tijdens Wereldoorlog I was hij een der vooraanstaande activisten. In Nov. 1918 week hij naar Nederland uit, in 1920 werd hij door het Belgisch gerecht bij verstek ter dood veroordeeld, in 1921 vestigde hij zich te Göttingen, waar hij tot 1931 Nederlandse taal en letterkunde doceerde. Van blijvende waarde zijn Verhulst’s pittige journalistiek en vooral enkele van zijn stukken, die tot het literair toneel behoren, als de verfijnde Oudgriekse evocatie Telamon en Myrtalee, het Antwerpse historische drama Semini’s kinderen en vnl. zijn meesterwerk Jezus de Nazarener, het drama van het rationalisme, waarin Judas, de twijfelaar, een opmerkelijke rol toebedeeld krijgt.DR R. F. LISSENS
Bibl.: Poëzie: Langs groene hagen (Antwerpen 1899). Toneel: Vorst en volk (ibid. 1895); Hoogste plicht (ibid. 1899); Jezus de Nazarener (ibid. 1904); De admiraalsvlag (ibid. 1907); Telamon en Myrtalee (ibid. 1909); Semini’s kinderen (Bussum 1911). Libre tti voor opera’s: Quinten Massijs (1900, muz. Wambach), De kinderen der zee (1900, muz. Mortelmans); Het minnebrugje (1902, muz. Van Oost); Reinaertde Vos (1909, muz.
DeBoeck); Rozemarijntjc (1911, muz. Van Oost); Heibieke (1912, muz. Verheyden); Marieken van Nijmegen (1914, Uytenhoven). Volksromans: Coucke en Goethals (Deurne-Antwerpen 1940); De jeugd van Tijl Uilenspiegel (Antwerpen 1942). Verder talrijke politieke brochures, onder div. schuilnamen.
Lit.: R. P. Oszwald e.a., Deutsch-Niederländische Symphonie Wolfhagen-Scharbeutz 1937).